What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
M4 Werkwoordspelling
Werkwoordspelling
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
This lesson contains
22 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Doelen
Aan het einde van deze lessenserie
- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid deelwoord juist spellen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Tegenwoordige tijd
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:
1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)
Slide 4 - Slide
Niet zeker? Gebruik het werkwoord
lopen / smurfen
ik
ik-vorm
jij/je?
jij
ik-vorm+t
hij/zij/u/het
ik-vorm+t
wij/jullie/zij
hele ww
Slide 5 - Slide
Voorbeelden
Slide 6 - Slide
Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?
Slide 7 - Slide
Antwoorden
1.
Houdt
je broer van detectives of
herkent
hij zich niet in politieagenten?
2. Ik
vind
het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering
verstuurt.
3. Mijn wang
bloedt
altijd als ik mij
snijd
tijdens het scheren.
4. Je
gelooft
toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek
bestelt?
Slide 8 - Slide
Zwakke werkwoorden in de vt
/
/
Slide 9 - Slide
Dus:
Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in
't kofschip
? schrijf dan of te / ten fiet
s
en fietste
Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in
't kofschip
? schrijf dan de / den be
l
len belde
Let op het hele werkwoord -en = de stam.
Slide 10 - Slide
Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad.
Slide 11 - Slide
Antwoorden
1. De politie
verrichtte
wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans
maakte,
duimde
Janita voor mij.
3. We
durfden
niet te kijken toen de geheime politie op de deur
bonkte.
4. Terwijl ik
tobde
over mijn cijfers,
kraste
Sandra haar naam in het tafelblad.
Slide 12 - Slide
Sterke werkwoorden vt
Veranderen van klank in de verleden tijd.
Enkelvoud is gelijk
Meervoud is gelijk.
ik zwom - hij zwom - u zwom
wij zwommen - jullie zwommen
Slide 13 - Slide
Even oefenen
1. Erik ---(houden, vt) contact met zijn vrienden uit Amsterdam.
2. Wist Bram zelf wel waarover hij ---------(spreken, vt)?
3. Mijn docent-------(verlaten, vt) de school als laatst.
4. Wij -------(doorstaan, vt) de zware proef gisteren niet.
Slide 14 - Slide
Antwoorden
1. Erik hield (houden, vt) contact met zijn vrienden uit Amsterdam.
2. Wist Bram zelf wel waarover hij sprak (spreken, vt)?
3. Mijn juf verliet (verlaten, vt) de school als laatst.
4. Wij doorstonden (doorstaan, vt) de zware proef gisteren niet.
Slide 15 - Slide
Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een
werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen
(voltooid).
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm
van
hebben, worden
of
zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met
ge-, be- of ver-
.
Slide 16 - Slide
Zijn - Hebben - Worden
Ik ben ik was Ik heb ik had
jij/je bent jij/je was jij/je hebt jij/je had
hij/zij/het is hij was hij/zij/het heeft hij had
wij zijn wij waren wij hebben wij hadden
jullie zijn jullie waren jullie hebben jullie hadden
Slide 17 - Slide
Voltooid deelwoord
van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:
Ik ben naar school gelopen.
Hij heeft in het meer gezwommen.
Hij wordt in zijn been gebeten.
Slide 18 - Slide
Voltooid deelwoord
/
/
Slide 19 - Slide
Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?
Slide 20 - Slide
Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild
Slide 21 - Slide
Oefenen
Je kunt oefenen in:
www.cambiumned.nl /
werkwoordspelling
Slide 22 - Slide
More lessons like this
Werkwoordspelling
January 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
Werkwoordspelling
March 2024
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
Werkwoordspelling
October 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
H631 spelling
November 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
Werkwoordspelling
October 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
Werkwoordspelling
October 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
Werkwoordspelling kgt
October 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4
Werkwoordspelling
August 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1-4