Woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Welkom!

Pak je leesboek, lesboek en pen.

Start met lezen in je leesboek.

Komende lessen: woordsoorten

Leerdoelen: je herkent in een zin het

lidwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, vragend voornaamwoord, wederkerig en wederkerend voornaamwoord en voegwoord.

TOETS (SO) OP DONDERDAG 15 FEBRUARI HET 3e UUR (AGENDA)

Wat weet je al?

1. Ga naar Classroom --> schoolwerk ---> woordsoorten

2. Vul het Google Forms in (Woordsoorten: wat weet je al?)

        https://forms.gle/No7EoeeFj1iiTpPb6

3.  Ga naar Classroom -->schoolwerk--> fictie en vul je boektitel
     in waar je de komende periode uit gaat lezen.

4. Lesboek blz. 37: bestudeer de gele theorie persoonlijk
    voornaamwoord.

Persoonlijk voornaamwoord

ik

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij

hem/haar/u/ons/mij/me/jou/je/hen

Bezittelijk vnw

mijn

jouw

zijn/haar

ons

jullie

hun

Let op 'Het'

Het huis --> 'het' is lidwoord (je kunt ook zeggen 'een huis')

Het regent --> 'het' is persoonlijk vnw

Ik zag het gelukkig op tijd.   Wat is 'het' in deze zin?

Aan de slag:

Maken: boek blz. 36, 37, 38 opdracht 5, 6, 7

Klaar?

Lees de theorie over 'voegwoord' op blz. 41 

Maken:

Opdracht 11 en 12 op blz. 42

DIT IS HUISWERK VOOR DE VOLGENDE LES

Welkom 2mha!

1. Pak vast je boek, lesboek, laptop en etui,

2. je tas mag op de grond,

3. begin met lezen. NOTEER (ONTHOUD) BIJ WELKE BLZ. JE
    BEGINT MET LEZEN.

Geen lees- of lesboek mee? Meld het van tevoren.

Boeken!

1. Ga naar Classroom en vul bij 'boektitels' in welk boek je aan
    het lezen bent de komende periode.

2. Ga naar Classroom en vul in 'logboek leesboek'.

3. Berg je laptop weer op in je tas.

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?

1. Ja
2. Nee

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, aan
3. hem
4. zij hem

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, haar
3. Zij, haar, haar
4. haar

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Ik

Zijn

Haar

Hij

Mijn

Uw

Jij

Voegwoord: maar, en, want

Verbindt twee (of meer) zinnen aan elkaar.

Ik ga naar snel naar school. Anders kom ik te laat.

-->Ik ga snel naar school WANT anders kom ik te laat.

Zit je op voetbal? Zit je op hockey?

-->Zit je op voetbal OF (zit je) op hockey?

Wederkerend + wederkerig voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord:

Hij wast zich

Ik vergis me

Zij schaamt zich

Wederkerig voornaamwoord:

Zij herkenden elkaar.

Maken:

Blz. 41-43 opdracht 13, 14, 15, 16

Welkom 2mhc!

1. Pak vast je boek, lesboek, laptop en etui,

2. je tas mag op de grond,

3. leg je lesboek open op blz. 40-41

4. begin met lezen. NOTEER (ONTHOUD) BIJ WELKE BLZ. JE
    BEGINT MET LEZEN.

Geen lees- of lesboek mee? Meld het van tevoren.

Vragend voornaamwoord

.....verwijst naar een persoon of ding en vraagt daar iets over.

WIE 

WAT 

WELKE 

WAT VOOR EEN

Lidwoord, zelfstandig nw, bijv.nw, voorzetsel

-Lidwoord: de, het, een (staat voor een zelfstandig naamwoord)

-Zelfstandig naamwoord: tafel, huis, stoel, februari, auto, zomer,
 enzovoorts (je kunt er een lidwoord voor zetten)

-Bijvoeglijk naamwoord: mooi, duur, vies (zegt iets over het
  zelfstandig nw). Je kunt het weglaten, de zin klopt dan nog.

-Voorzetsel: in, op, naast, onder, voorbij, langs, achter ('het
  kooitje')

Aan de slag:

1. ga naar Google Classroom -->logboek invullen gelezen blz.

2.Ga naar Google Classroom --> woordsoorten --->oefentoets woordsoorten 2mhc maken.

Klaar?

Maken blz. 111 opdracht 8 en 10.

Maken blz. 81 opdracht 8 en 9

Welkom 2mhc!

1. Pak vast je boek, en laptop,

2. je tas mag op de grond,

3. begin met lezen. NOTEER (ONTHOUD) BIJ WELKE BLZ. JE
    BEGINT MET LEZEN.

Geen lees- of lesboek mee? Meld het van tevoren. Je krijgt een schrijfopdracht voor in de les en voor thuis. Donderdag inleveren.

Vandaag: herhalen, donderdag toets

lidwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, vragend voornaamwoord, wederkerig en wederkerend voornaamwoord en voegwoord.

Aan de slag:

Ga naar Classroom-->schoolwerk-->fictie:

1. Vul je logboek in: welke blz. gestart en waar gestopt met lezen

2. Vul het andere document in waar je je boektitel kunt invullen.

Ga naar Classroom-->schoolwerk-->woordsoorten:

3. Bestudeer en maak de lesdia's van LessonUp

4. Maak de opdracht op Classroom: verhaal schrijven

De drie lidwoorden zijn

Welk woord is geen zelfst.nw?

1. moeder
2. rode
3. Maud
4. computer

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?

1. de
2. jullie
3. ons
4. nieuwe

Tekst

Zelfstandig naamwoord

Bijv. naamwoord

huisarts

wit

fiets

groot

duur

jong

nieuw

oma 

interessant

klaslokaal

Persoonlijk voornaamwoord

Geen persoonlijk voornaamwoord

Het boek is van mij

Mijn speelgoed

Hun tassen

Ik schrijf hun een brief

Jouw zus

De hond is van jou

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Het woord:
JOUW (jouw boek)
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Opdracht 

Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet en wat voor spullen erin liggen (zie Classroom).

Maak hierbij gebruik van alle woordsoorten die je moet leren voor de toets en benoem de woordsoorten.

Toetsstof

lidwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, vragend voornaamwoord, wederkerig en wederkerend voornaamwoord en voegwoord.

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

.