Werkwoorden

Wat betekent het Franse werkwoord être?
A
hebben
B
gaan
C
zijn
D
doen
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekent het Franse werkwoord être?
A
hebben
B
gaan
C
zijn
D
doen

Slide 1 - Quiz

Wat zijn Franse werkwoorden op -er?
A
lire - apprendre - faire
B
aimer - regarder - écouter
C
apprendre - adorer - donner
D
avoir - être - faire

Slide 2 - Quiz

Je ___ (aller) à l'école.
A
suis
B
vas
C
ai
D
vais

Slide 3 - Quiz

Je ___ (faire) du sport.
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites

Slide 4 - Quiz

Elle ___ (avoir) quinze ans.
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 5 - Quiz

Je ziet hier de stam van een Frans werkwoord. Vul het aan met de goede uitgang

VOUS ACHET
A
e
B
ez
C
ent
D
ons

Slide 6 - Quiz

Je ziet hier de stam van een Frans werkwoord. Vul het aan met de goede uitgang

NOUS TROUV
A
e
B
es
C
ez
D
ons

Slide 7 - Quiz

Nous ___ (être) à l'école maintenant.
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 8 - Quiz

Tu ___ (aller) à la maison?
A
vais
B
as
C
es
D
vas

Slide 9 - Quiz

Je ziet hier de stam van een Frans werkwoord. Vul het aan met de goede uitgang

Elise et Paul GAGN
A
ez
B
ons
C
ent
D
er

Slide 10 - Quiz

Il ___ (être) sympa.
A
suis
B
est
C
êtes
D
sommes

Slide 11 - Quiz

Nous ___ (avoir) français aujourd'hui.
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 12 - Quiz