H3.4 Atoombouw

H3.4 Atoombouw
1 / 36
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H3.4 Atoombouw

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt nu:
  • Het atoommodel van Dalton, Rutherford en Bohr toelichten.
  • M.b.v. het atoomnummer de bouw van een atoom weergeven.
  • Uitleggen wat het massagetal is en wat isotopen zijn.
  •  Uitleggen waarom je met gemiddelde atoommassa’s werkt.

Slide 2 - Slide

Het atoom
Dalton (1803)

Een atoom is een massief balletje.

Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.

Slide 3 - Slide

Thomson
Ontdekte dat er geladen negatieve deeltjes in zaten. Krentenbolmodel

Slide 4 - Slide

Rutherford
Atoommodel Rutherford (1911): 

Een atoom bestaat uit:
Protonen (kern => +)
Neutronen (kern => neutraal) 
Elektronen (wolk => -)


Slide 5 - Slide

Bohr (1913)
Elektronen bevinden zich in specifieke banen rond de atoomkern. 

Slide 6 - Slide

Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Het atoomnummer van Fluor is 9 => 9 protonen (+) in de kern.
De relatieve atoommassa van Fluor is 19,00 => 19 - 9 = 10 neutronen in de kern (geen lading).

Omdat er 9 + deeltjes in de kern zitten, zijn er dus ook 9 negatieve deeltjes aanwezig in de schillen daarom heen => 9 elektronen (-). 
Op die manier is een atoom elektrisch neutraal (geen lading).

Slide 7 - Slide

Atoombouw
Dus:
  • Aantal protonen = het atoomnummer
  • Aantal elektronen = het atoomnummer
  • Aantal neutronen = het massagetal - het atoomnummer


Slide 8 - Slide

atoomnummer en massagetal
  • een atoom heeft evenveel protonen (+) als elektronen (-)
  • atoomnummer = aantal protonen
  • massagetal = protonen + neutronen
  • elektronen = atoomnummer - lading
Zuurstof ion = oxide

Slide 9 - Slide

Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een verschillend aantal neutronen
Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.

Slide 10 - Slide

Isotopen
Wordt ook we lgeschreven als 
Li-6 
Li-7 
Li-8

Slide 11 - Slide

Isotopen

Slide 12 - Slide

Atoomnummer, massagetal en isotopen

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
Je kunt nu:
  • Het atoommodel van Dalton, Rutherford en Bohr toelichten.
  • M.b.v. het atoomnummer de bouw van een atoom weergeven.
  • Uitleggen wat het massagetal is en wat isotopen zijn.
  •  Uitleggen waarom je met gemiddelde atoommassa’s werkt.
Succes met de opgaven.
Heb je vragen neem contact met mij op via Magister bericht.

Slide 14 - Slide

Zoek op:
Het atoomnummer van koolstof
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 15 - Quiz

Welk getal is het atoomnummer van Cu?
A
2
B
63,546
C
29
D
18

Slide 16 - Quiz

Geef het atoomnummer
en het massagetal van dit atoom.
A
6 6
B
6 12
C
12 12
D
12 18

Slide 17 - Quiz

Wat is het atoomnummer van deze stof?
A
2 (Helium)
B
4 (Beryllium)
C
6 (Koolstof)
D
8 (Zuurstof)

Slide 18 - Quiz

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24.
Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 20 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24.
Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 21 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24.
Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 22 - Quiz

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 23 - Quiz

Het atoomnummer is gelijk aan het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
kernen van een atoom
D
protonen + elektronen van een atoom

Slide 24 - Quiz

Welk element stelt dit
Bohmodel voor?
A
Koolstof
B
Silicium
C
Aluminium
D
Kobalt

Slide 25 - Quiz

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 26 - Quiz

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 27 - Quiz

Hebben isotopen verschillende afkortingen?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 29 - Quiz

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 30 - Quiz

Geef de massagetallen van de drie koolstof isotopen.
A
6-6-6
B
6-7-8
C
12-13-14
D
11-12-13

Slide 31 - Quiz

Welk atoomsoort en welk isotoop is dit?
A
zuurstof O-14
B
koolstof C-14
C
stikstof N-14

Slide 32 - Quiz

Hoe heet groep 17 in het periodiek systeem?
A
isotopen
B
edelgassen
C
halogenen
D
alkalimetalen

Slide 33 - Quiz

micro of macro niveau?
A
Microniveau
B
Macroniveau
C
micro en macroniveau
D
geen van beide

Slide 34 - Quiz

Je ruikt de zwavel in de lucht, is dit een waarneming op micro of macroniveau?
A
Micro
B
Macro

Slide 35 - Quiz

Geef de namen van de volgende afkortingen van de atomen. C,H,O,S,N
A
koolstof, waterstof zuurstof, zwavel, natrium
B
Koolstof, waterstof, zuurstof, seleen, stikstof
C
koolstof, waterstof, zuurstof, zwavel, Neobium
D
koolstof, waterstof, zuurstof, zwavel, stikstof

Slide 36 - Quiz