U4 LSJ 1HV Lire alternative

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bienvenue 
Mercredi 8 mai
  • Ik kan belangrijke woorden herkennen die te maken hebben met familie en wonen en ik kan deze woorden gebruiken 
  • Ik kan teksten over verschillende soorten woningen begrijpen 
  • Ik kan vertellen over mijn familie en mijn huis, bijvoorbeeld in een bericht op sociale media

Tu as besoin de: ordinateur, stylo, feuille de travail

Programme:
  • Mise en route: révision vocabulaire (learningsapps et LessonUp) et on parle français
  • Lire: échange de maisons
  • Écrire: décris ta maison 
  • Conclusion et devoirs

Slide 2 - Slide

💻
Sur l'ordinateur : LessonUp.app (code au tableau)
timer
5:30
1. Learningapps (clique sur les liens)

Slide 3 - Slide

Quel est l'intrus (de indringer)?
A
le jardin
B
la cuisine
C
la chambre
D
la copine

Slide 4 - Quiz

Quel est l'intrus (de indringer)?
A
la ville
B
le village
C
l'animal
D
la maison

Slide 5 - Quiz

Réponds en français (hele zin in het Frans).

Ik heet ...

Slide 6 - Open question

Réponds en français (hele zin in het Frans).

Ik woon in ...
(à = plaats, dans + lidwoord = stad of dorp)

Slide 7 - Open question

On parle français. Travaillez à 2/3: 
timer
3:30
Avec qui (met wie) et où (waar) habites-tu? 

  • Tu habites avec qui? 
  • Il / elle s'appelle comment?
  • Tu habites où?
  • Tu habites dans une maison ou un appartement? 
  • Tu as un jardin? 
  • Eigen vragen bedenken 
Mon, ma, mes
Ton, ta, tes
Il / elle s'appelle (je m'appelle)

le (grand) père, la (grand) mère, la soeur, le frère, la ville, le village, la chambre, grand(e), petit(e)...
🧰️⚙️

Slide 8 - Slide

  • Globaal lezen = ?

  • Thema? Quelle sorte de texte ?

  • Où ils/elles habitent? (beschrijf in grote lijnen hun woonomgeving)

Slide 9 - Slide

Travail individuel

Utilise les textes: je kunt onderstrepen, schrijven etc. 

5. Mots dans le livre (livre p. 133, à la fin du livre)
    Mots dans les textes

adorer, aimer, préférer, grand(e), petit(e), parce que (omdat)
onderwerp - werkwoord - rest (lidwoord voor de ZN)
timer
10:00

Slide 10 - Slide

la campagne
dans le centre ville
un balcon
deux enfants
un chien
er is een keuken
er zijn 4 slaapkamers

Slide 11 - Slide

💻
Sur l'ordinateur : LessonUp.app (code au tableau)
timer
5:30
1. Padlet (clique sur le lien)
Schrijf een Frans tekst om het huis van de afbeelding te promoten bij toeristeren die een vakantiewoning zoeken. Denk aan: de omgeving, de kamers... 

🆘 Gebruik de teksten als voorbeeld 
Maak korte en simpele zinnen! 
Het is: c'est 
Er is/zijn : net geleerd 😉
Woorden p. 133/à la fin du livre 


2. Exit ticket (lessonUp, volgende dia)

Slide 12 - Slide

Welke 3 Franse # (mots-dièse) wil je gebruiken om jouw (droom)huis aan te prijzen voor een huizenruil?

Slide 13 - Open question

Ik kan belangrijke woorden herkennen die te maken hebben met familie en wonen en ik kan deze woorden gebruiken
Ik kan teksten over verschillende soorten woningen begrijpen
Ik kan vertellen over mijn familie en mijn huis, bijvoorbeeld in een bericht op sociale media

Devoirs pour lundi
  • Apprends 2 p. 35 (gebruik je lijst)
  • BOEK B!
  • En ligne, maak exercice 6 af (unité 4 > 4.2 Lire > de tekst begrijpen, 6.1 t/m 6.9) 
🎯
📔

Slide 14 - Slide