Persoonsvorm tt en vt
1 / 15
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Gisteren (vinden) Jeroen een hele mooie steen.
Slide 2 - Open question
Ik (lachen) naar die leuke baby.
Slide 3 - Open question
De kleine jongen (zwemmen) gisteren al zonder bandjes.
Slide 4 - Open question
De kaars (branden) al de hele nacht.
Slide 5 - Open question
De docent (worden) door de leerling bedankt.
Slide 6 - Open question
Ik (zuchten) toen ik aan het proefwerk dacht.
Slide 7 - Open question
De gevangenen (verzetten) zich niet toen ze naar binnen moesten.
Slide 8 - Open question
Een paard (verdrinken) bijna toen het land onder was gelopen.
Slide 9 - Open question
We (besteden) vroeger veel te weinig aandacht aan leerlingen met dyslexie, gelukkig is dat nu veranderd.
Slide 10 - Open question
We (vermoeden) gisteren dat de dader nog in Nederland was, vandaag denken we dat hij ook al in het buitenland zou kunnen zitten.
Slide 11 - Open question
Ze (bloeden) hevig na die valpartij.
Slide 12 - Open question
De chauffeurs (laden) gisteren de vrachtwagens met de goederen.
Slide 13 - Open question
Hij (besteden) geen aandacht aan de toets van Nederlands.
Slide 14 - Open question
De politie (vermoeden) dat er sprake is van misdrijf.
