1.5 2kgt

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

• je gaat op je plek zitten.
• je doet je jas uit.
• je pakt je boeken voor je.
• je luistert wanneer docent wil beginnen. 

programma

• 1.4 nakijken
• uitleg 1.5
• werken aan opdrachten 1.5

leerdoelen

• je weet wat veen is.
• je weet wat dijken en polders zijn.
• je weet waarom er veel klei en veen voorkomt in Laag Nederland en hoe dit werd gebruikt.
• je kent de kenmerken van Laag Nederland.  

laag Nederland

• werd vaak door de zee overspoeld.
• waddenzee = stuk zee langs de kust dat vaak droogvalt. 
• zee nam klei mee, zakt naar bodem. kleigrond. 

veen

• er ontstond een groot moeras.
•  dode plantenresten (riet) hoopte zich op onder water.
• steeds nieuwe laag plantenresten bij, tot het uiteindelijk grond werd. Veengrond. 

terpen

• door overstromingen werden huizen steeds overspoeld, dus gingen ze terpen bouwen. 
• Alles behalve huizen overstroomden nog steeds. (wegen, koeien, schapen) 

dijken

• dijken bouwen. 
• muur van klei langs kust en water om water tegen te houden.
• maar: regenwater kan niet weg, dus nog steeds overstromingen bij veel regen. 

polder

• dus polders bouwen. 
• er werden sloten en molens gebouwd om water weg te pompen. 
• nu elektrische pompen

zelf werken 

• maken opdracht 3,4,6,7 op blz. 24 + 25.
• 5 min alleen, daarna mag je overleggen mag in tweetallen.
• vraag? vinger opsteken.
• klaar? maken blz. 26 + 27