3.3

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel
Lesdoelen:
In deze les leer je:
- hoe het Frankische rijk werd bestuurd.
- hoe het Frankische rijk zich ontwikkelde vanaf Karel de Grote.
- hoe het leenstelsel zich ontwikkelde.
KA: - het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel
Lesdoelen:
In deze les leer je:
- hoe het Frankische rijk werd bestuurd.
- hoe het Frankische rijk zich ontwikkelde vanaf Karel de Grote.
- hoe het leenstelsel zich ontwikkelde.
KA: - het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

Slide 1 - Slide

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel
Frankische koninkrijken
In 500 waren in heel West-Europa Germaanse koninkrijken ontstaan.​ Koningen waren niet meer dan stamhoofden die over een klein gebied heersten.

Dit was aanvankelijk ook zo bij Clovis. Hij erfde een klein rijk en breidde dat uit.
Bij de dood van de Frankische koning Clovis (511) bestond het Merovingische rijk uit het grootste deel van België en Frankrijk.​




Slide 2 - Slide

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel

Frankische koninkrijken
​De Germaanse koninkrijken en de Franken namen het Romeinse bestuurssysteem over:​

- belangrijke delen werden bestuurd door een (dux) hertog: hoge edelman, bestuurder van een hertogdom​.
 - minder belangrijke delen door een (comes) graaf: hoge edelman, bestuurder van een graafschap.
- Ze namen het Romeins recht over, maar hielden ook vast aan het Germaanse gewoonterecht.

Slide 3 - Slide

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel

Frankische koninkrijken
Clovis liet dat gewoonterecht opschrijven in de Salische wet.​
Volgens deze wet werd het rijk van Clovis verdeeld onder zijn zoons. Het Merovingische rijk bleef ruim twee eeuwen bestaan.

Slide 4 - Slide

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel

Karel de Grote en zijn opvolgers
In de 8e eeuw --> nieuwe dynastie in Frankrijk: Karolingen.
2e koning: Karel de Grote veroverde grote delen, waardoor Europa herenigd werd.

Karel de Grote werd in 800 tot keizer gekroond door de paus: het hoofd van de rooms-katholieke kerk, bisschop van Rome. Hij nam de naam imperator Augustus, omdat hij zich zag als Romeinse keizer.

​In 814 erfde Karel zijn enige zoon zijn rijk.
Na de dood Lodewijk (843) werd het rijk onder drie zonen verdeeld in een West- en Oost-Frankisch rijk en een middenrijk. ​(Salische wet)



Slide 5 - Slide

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel


Het leenstelsel
In de 8e eeuw waren ruiters superieur geworden aan het voetvolk (lansen, zwaarden, stijgbeugels). Koningen waren afhankelijk van ridders en beloonden de edelen met grond en buit. ​De persoonlijke banden tussen de koning en zijn edelen werden de basis voor het feodalisme (leenstelsel).

De koning gaf een gebied of een ambt in leen aan een leenman en beloofde hem te beschermen. (eed van raad en daad) In ruil zwoer de vazal dat hij zijn leenheer altijd trouw zou blijven.​

Hertogen en graven werden vazallen van de koning en gingen hun leen als erfelijk zien. Ze gingen ook zelf land en ambten in leen geven. Hierdoor kreeg in het West-Frankische rijk de koning minder macht.



Slide 6 - Slide

VWO 4
3.3 Het feodale stelsel

3.1
Frankische koninkrijken
Na het uitsterven van de Karolingen kwam de dynastie der Ottonen op.
Koning der Teutonen of Duitsers

Zij schafte de erfdeling af. Oudste zoon erft alles.
Otto I liet zich na de verovering van het middenrijk + Italië tot keizer kronen.
Alle Duitse koningen gingen dit doen.
--> Zo ontstond het Duitse keizerrijk, waarin de koning ook keizer was.
--> Heilige Romeinse rijk;
- Keizer zou gezag van God hebben gekregen.
- Het werd gezien als de opvolger van het Romeinse rijk.

Slide 7 - Slide

Koppel de kenmerkende aspecten aan de juiste begrippen.
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
De confrontaties tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur.
De vrijwel volledige vervaning in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
Ontstaan en verspreiding van de islam.
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
De levenswijze van jager-verzamelaars
Eed van raad en daad
Wereldlijk en geestelijk leider
Herendiensten
Volksverhuizingen
Bloed, slijm, zwarte gal en gele gal.
Nomadische leefwijze
Spijkerschrift

Slide 8 - Drag question

Combineer de kenmerkende aspecten met de juiste tijdvakken.
De levenswijze van jager-verzamelaars
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
De klassieke vormentaal van de Grieks Romeinse cultuur.
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur.
Ontstaan en verspreiding van de islam.
De vrijwel volledige vervanging van de agrarische-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

Slide 9 - Drag question

Gebruik de afbeelding 3.12 en 3.13. Leg uit dat deze afbeeldingen passen bij het kenmerkend aspect van deze paragraaf.

Slide 10 - Open question

Gebruik afbeelding 3.15. Leg uit dat deze afbeelding past bij het kenmerkend aspect van de paragraaf.

Slide 11 - Open question

Lees de tekst 'Het leenstelsel'. 
Juist
Onjuist
De leenmannen leverden hun leenheer voetsoldaten en ridders.
In het feodale stelsel liet een koning als leenheer gebieden besturen door edelen (leenmannen, vazallen)
In het feodale stelsel legden de leenheer een eed van trouw af aan de leenman.
Na Karels dood gingen vazallen hun leen zien als erfelijk bezit en gaven ze zelf ook land in leen uit aan lagere heren.

Slide 12 - Drag question