5.5 Recht in Nederland

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

V1 Koppel de omschrijving aan het juiste begrip.

Gedoogsteun

Ontkerkelijking

Pluriforme samenleving

Seksuele revolutie

Veelvormige samenleving met allerlei soorten mensen

Als mensen zich losmaken van hun kerk

Steun die een partij die niet in de regering zit aan het kabinet geeft.

Verandering vanaf de jaren 1960 waarbij mensen vrijer omgingen met seks.

V6 Welke conclusie kun je trekken over de naoorlogse landbouw aan de hand van de bron?

1. Het aantal boerenbedrijven nam af, de productie nam af.
2. Het aantal boerenbedrijven nam af, de productie nam toe.
3. Het aantal boerenbedrijven nam toe, de productie nam af.
4. Het aantal boerenbedrijven nam toe, de productie nam toe.

Het parlement controleert de regering

1. Waar
2. Niet waar

5.5 Recht in Nederland

Leerdoelen

• Je weet wat het betekent om in de Nederlandse rechtstaat te leven
• Je weet hoe de rechtspraak in Nederland werkt

Rechtsstaat

Rechters bepalen over burgers en de overheid zich aan de wetten en plichten houden. 

Rechterlijke macht is onafhankelijk, wordt benoemt voor het leven en kan niet ontslagen worden door de politiek

Iedereen is gelijk

• Ieder mens is onschuldig tot het tegendeel wordt bewezen
• Rechtspraak maakt gebruik van bewijsmateriaal. DNA onderzoek, ooggetuigen, telefoongesprekken etc.
• Iedereen heeft recht op een advocaat. Kan je deze niet betalen, moet de staat ervoor zorgen.

Openbare orde

Politie en het Openbaar Ministerie

Sporen strafbare feiten op en vervolgen mensen of instanties

Officier van jusitie

Verzamelt bewijzen.

Is de tegenpartij van een verdachte als er geen duidelijke aanklager is

Straffen die opgelegd kunnen worden

• Celstraf
• Taakstraf
• Boete
• Straatverbod of gebiedsverbod
• Contactverbod
• Strafblad (maakt werken in bepaalde sectoren niet meer mogelijk)

Leg het verband uit tussen het populisme en de opkomst van meer fracties in de Tweede Kamer.

Leg uit wat populistische partijen zijn en noem een hedendaags voorbeeld.

Leg het verschil uit tussen sociale grondwetten en klassieke grondwetten.

Wie vormen de regering?

1. Het kabinet
2. De ministers en staatssecretarissen
3. De ministers en de koning
4. De koning en de Tweede kamer