Der die das ein(e) kein(e) - 2B

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

…. Wochenende

Slide 2 - Open question

…. Gäste

Slide 3 - Open question

.... Essen

Slide 4 - Open question

.... Woche

Slide 5 - Open question

…. Mädchen

Slide 6 - Open question

…. Straßen

Slide 7 - Open question

…. Vorname

Slide 8 - Open question

…. Eingang

Slide 9 - Open question

…. Festzelt

Slide 10 - Open question

…. Torte

Slide 11 - Open question

…. Fest

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je nu ein/eine/kein/keine?

Slide 14 - Slide

Mannelijk of onzijdig krijg je ein- of kein-

Slide 15 - Slide

Vrouwelijk of meervoud krijg je eine of keine

Slide 16 - Slide

Let op! Bij meervoud kan je alleen het woord keine gebruiken!

Slide 17 - Slide

(K/M en M/H) Trabitour blz 98 instap plus opdracht 21 en 22
(H/V) Trabitour blz 96 en 97 instap plus opdracht 22 en 23

Slide 18 - Slide

(geen) - Ich habe ….. Hobbys (mv)
A
keine
B
kein
C
ein
D
eine

Slide 19 - Quiz

(een) Ich wohne in …. Apartment (o)
A
kein
B
keine
C
eine
D
ein

Slide 20 - Quiz

Ich mag …. Äpfel (mv). Es schmeckt nicht.
A
keine
B
kein
C
ein
D
eine

Slide 21 - Quiz

Es gibt in Alkmaar (geen) …. Fest
A
kein
B
keine
C
ein
D
eine

Slide 22 - Quiz

Ich habe … (een) Cousine
A
kein
B
keine
C
ein
D
eine

Slide 23 - Quiz

..... Onkel mag gerne ... stück Kuchen
A
Der / ein
B
Der / eine
C
Die / ein
D
Der / kein

Slide 24 - Quiz