Afsluiting, certificering en evaluatie

Examinatorentraining
Afsluiting en evaluatie
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Examinatorentraining
Afsluiting en evaluatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud van de les
Onderling bespreken van eindopdrachten
Certificering door docent
Evaluatieformulier

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Onderling bespreken
De docent maakt vergaderruimtes van 2 a 3 personen
Werkbegeleiders delen hun eindproducten en bespreken deze (15 min)

Centrale terugkoppeling (15 min) over de 
1. verschillen
2. leerpunten
3. sterke punten van collega's
4. vragen die naar voren gekomen zijn

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Beschrijf wat je in hebt gezet vanuit de cursus?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Waar ben je trots op?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn jouw persoonlijke verbeterpunten?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Welke verbeterpunten zie je afdelingsbreed?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn jouw valkuilen?

Slide 8 - Open question

Halo- of stralenkranseffect
Wanneer de beoordeling op een halo-effect is gebaseerd, laat je de gunstige indruk die je van een aspect van een leerling of je medewerker hebt, doorwerken in je oordeel over andere aspecten.
Horn-effect
Het horn-effect is het tegenovergestelde van het halo-effect. Je denkt ongunstig over een aspect van een leerling of medewerker en dat beïnvloedt het totale oordeel over deze persoon. Nu wordt de persoon dus niet overgewaardeerd maar ondergewaardeerd.
Eerste-indruk
De beoordelaar gebruikt de beoordelingsprocedure om zijn eerste indruk bevestigd te krijgen
Contrast-effect
Die ontstaat als de resultaten van de beoordeling worden bepaald door de kandidaat met de voorgaande kandidaat te vergelijken, hetzij een goed of slecht presterende.
Stereotypering
Oordelen over een kandidaat gebaseerd of vooronderstelde eigenschappen van het individu en/of geleverde bewijzen.
Net-als-ik
Als er een kandidaat of bewijs positief beoordeeld wordt, omdat de beoordelaar veel overeenkomsten tussen de kandidaat en zichzelf ziet.
Meer gewicht aan positieve dan aan negatieve aspecten
Dit kan optreden als de kandidaat positiever presteert dan de beoordelaar verwacht. Het kan ertoe leiden dat de beoordelaar gedurende de rest van de procedure irreële verwachtingen van de kandidaat blijft koesteren
Experimenteer-effect
Dit gebeurt als de kandidaat zich anders gaat gedragen, anders presteert dan verwacht, ten gevolge van de aanwezigheid van de beoordelaar. Dit zal bij elke beoordeling in zekere mate het geval zijn. Het betekent niet dat prestaties van de kandidaat hierdoor onacceptabel zijn.
Gebrek aan richting
Als het voor de beoordelaar niet duidelijk is wat deze moet beoordelen. De beoordelaars dienen op de hoogte te zijn van de criteria en moeten op voorhand weten welk type competentie-bewijzen gewenst is en op welk gedrag of antwoorden gelet moet worden.
Antwoorden op eigen vragen zoeken
Gebeurt bij mondelingen beoordeling, met name als beoordelaars niet gewend zijn om assessmentgesprekken af te nemen.
Illusie van validiteit
Als de beoordelaar een tevreden gevoel heeft over de beoordelingsactiviteit en dus denkt dat de beoordeling correct is. Dit kan komen doordat de beoordelaar het beoordelen leuk vindt of de kandidaat vooral sympathiek in plaats van competent vindt.
Discriminatie
Wanneer de beoordelaar onterechte of oneerlijke oordelen velt als gevolg van ras, sekse, geloof, seksuele voorkeuren, handicap, geslacht, leeftijd e.d. Eerlijke en gelijke kansen tijdens de beoordeling moeten gegarandeerd zijn.
Cumulatie van coulant zijn 
De examinator weet dat ’n ander onderdeel van de toets goed beoordeeld is door ’n andere examinator: “Waarom zou ik dan door dit onderdeel onvoldoende te beoordelen de examenkandidaat dwars zitten?” Bedenk dat deze andere examinator misschien om dezelfde reden de examenkandidaat niet negatief heeft willen beoordelen.
Ontwikkeling beoordelen i.p.v. Verworven kwaliteiten
Als de beoordelaar teveel aandacht aan de inspanning of vooruitgang van een kandidaat besteedt, i.p.v. zijn/ haar verworvenheid te vergelijken met de gegeven criteria.
Randvoorwaarden
Er is niet aan de juiste voorwaarden voor beoordeling voldaan. De student of de examinator staat teveel onder tijdsdruk, de omgeving leidt af, er is teveel lawaai of de student voelt zich teveel bekeken. Daardoor kan de student niet tonen wat hij werkelijk kan, of ’t oordeel van de examinator wordt door de omstandigheden beïnvloed.
Sympathie – antipathie
De examinator heeft bepaalde verwachtingen van de (leerresultaten van de) student. Daarbij speelt ook sympathie een rol. Hoe meer sympathie, hoe vaker “fouten” door de vingers gezien worden. Ook hoe minder sympathie, hoe vaker “fouten” gesignaleerd worden.
Bang om de confrontatie te moeten aangaan
De examinator loopt meer kans zich te moeten verantwoorden bij een onvoldoende beoordeling dan bij een voldoende beoordeling. Uit angst voor deze confrontatie wordt er ’n voldoende beoordeling gegeven.
Incident
Als zich kort voor het beoordelingsmoment een incident heeft voorgedaan met de student, dan kan dat het resultaat van beoordelen beïnvloeden.
Gemoedstoestand van de examinator
Een slecht humeur, ’n opkomende verkoudheid, ’n slechte nacht of de aandacht bij ’n ziek kind, kunnen invloed hebben op het beoordelingsvermogen van de examinator. Er is de neiging om óf te streng óf juist te gemakkelijk te beoordelen.

Feedback van docent

WAT VIEL OP?

1.  verschillen
2. leerpunten
3. sterke punten

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waar let je op bij het vaststellen van complexiteit van zorg?
A
Hoe stabiel de zorgsituatie is
B
Met hoeveel hulpverleners de zorgvrager te maken krijgt gedurende zijn verblijf
C
Hoe groot de kans is dat er een risicovolle situatie optreedt
D
Of gebruik van verpleegtechnische handelingen noodzakelijk is

Slide 10 - Quiz

Hier let je ook op bij het vaststellen van complexiteit van zorg bij een examen:
  • Hoe is de ADL zelfstandigheid van de zorgvrager
  • Welke emotionele ondersteuning wordt er geboden aan de zorgvrager en naasten
  • Hoe is de mate van adequate communicatie tussen de verpleegkundige en de zorgvrager
  • Heeft de zorgvrager te maken met meerdere ziektebeelden/aandoeningen/
  • verstoringen die elkaar beïnvloeden.
Vaststellen complexiteit van zorg

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

Docent deelt eindopdrachten uit.
Daarnaast ook beoordelingsformulier (kunnen WB's hun naam opzetten en evr foto maken) en de lijst met valkuilen

Docent laat eindopdracht zien op digibord en bespreekt deze en beantwoord vragen