dinsdag 1 februari 2022

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lezen

Slide 2 - Slide

Welkom, dag en datum

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Thema 6 Verliefd zijn

Slide 5 - Slide

Verliefd zijn

Slide 6 - Slide

de dag
  • 7 dagen = 1 week
  • het is licht
  • de dag - de dagen 
  • zin: Op welke dag hebben we sport?
  • zin: Over 2 dagen is het weekend.

Slide 7 - Slide

denken
  • hersenen werken
  • mening hebben
  • werkwoord
  • ik denk - wij denken
  • zin: Ik denk dat het regent.
  • zin: Wij denken aan onze familie.

Slide 8 - Slide

dragen (van kleren)
  • aan hebben 
  • hoofddoek
  • mooi of makkelijk 
  • werkwoord
  • ik draag - wij dragen
  • zin: Ik draag vandaag een mooie broek.

Slide 9 - Slide

durven
  • moed hebben
  •  werkwoord
  • ik durf - wij durven
  • zin: Ik durf te zwemmen.
  • zin: Wij durven in de klas te zingen.

Slide 10 - Slide

gemakkelijk
  • niet moeilijk
  • weinig moeite doen
  • zin:  Ik vind deze toets gemakkelijk.
  • zin: Vrienden maken is niet  altijd gemakkelijk.

Slide 11 - Slide

Pak je laptop

Slide 12 - Slide

Thema 6 Verliefd zijn

Slide 13 - Slide

Liefde

Slide 14 - Mind map

Startopdracht
  • Een deel van een groot hart maken
  • Je werkt in een groepje
  • Schrijf, teken en zoek plaatjes over de liefde

Slide 15 - Slide

Pauze tot 10.30 uur

Slide 16 - Slide

Rekenen

Slide 17 - Slide

Stomme e
  • beroemd, beleefd, bezorgd---------------->     be-
  • verkering, vevervelend--------------------->     ver-
  •  gelukkig, gezellig -------------------------->     ge-

Je schrijft e, maar je zegt u

Slide 18 - Slide

30 seconds
  • be-
  • ge-
  • ver-
  • Welk woord blijft over? 
timer
0:30

Slide 19 - Slide

Ralfi-lezen
  • voorlezen
  • samen hardop
  • in duo's

Slide 20 - Slide

Pauze tot 12.40 uur

Slide 21 - Slide

Pak je laptop

Slide 22 - Slide

de-het-een

Slide 23 - Slide

de-het-een
  • de, het, een ----------> lidwoorden
  • de, het ----> je weet precies wat het is: de klas, het boek 
  • een -----------> je weet niet precies wat het is: een nieuwe leerling

Slide 24 - Slide

naamwoorden
  • boek, brief, man, vrouw noemen we naamwoorden
  • bij elk naamwoord moet je het goede lidwoord leren
  • Goed nieuws! Meestal is het de
  • Bij meervoud altijd de
  • Bij een verkleinwoord altijd het

Slide 25 - Slide

het
het huis                       het adres                  het papier
het raam                      het boek                   het potlood
het kind                        het hoofd                 het land
het brood                    het bord                     het brood
timer
2:00

Slide 26 - Slide

........ huis
A
de
B
het

Slide 27 - Quiz

........ pen
A
de
B
het

Slide 28 - Quiz

........ pauze
A
de
B
het

Slide 29 - Quiz

........ brood
A
de
B
het

Slide 30 - Quiz

........ suiker
A
de
B
het

Slide 31 - Quiz

...... kind speelt buiten.
A
een
B
het
C
de

Slide 32 - Quiz

Pak maar ............. boek
A
een
B
het
C
de

Slide 33 - Quiz

Dat is ............. aardig meisje.
A
een
B
het
C
de

Slide 34 - Quiz

afspreken
ik spreek af
jij spreekt af
hij/zij spreekt af
wij spreken af
jullie spreken af 
zij spreken af
timer
2:00

Slide 35 - Slide

afspreken
Ik spreek af in de bioscoop
Jij spreekt af met een vriendin
Wat spreken we af?

Ik heb om 3 uur afgesproken, kom je ook?

Slide 36 - Slide

Maak een zin met afspreken

Slide 37 - Open question

Werkblad

Slide 38 - Slide

Bronnen en bouwstenen

Slide 39 - Slide

Tot morgen!

Slide 40 - Slide