woorden en betekenissen, standaardtekststructuur, beeldtaal

woorden en betekenissen, standaardtekststructuur, beeldtaal
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

woorden en betekenissen, standaardtekststructuur, beeldtaal

Slide 1 - Slide

Toetsstof:
Fictie: H. 23 en 24
Schrijfvaardigheid: H. 25 en 26
Taalverzorging: H. 27, 28 en 29
Leesvaardigheid: H. 32, 33 en 34

Neem je woordenboek mee!


Heb je nog vragen over de toetsstof?

Slide 2 - Slide

Herhaling:

- H. 32 Woorden en hun betekenissen
- H. 33 Standaardtekststructuur
- H. 34 Beeldtaal

Slide 3 - Slide

H. 32 Woorden en hun betekenissen

Je leert op welke manieren je erachter kunt komen wat de betekenis is van woorden die je nog niet kent.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Drie fanaten vertellen waarom basketbal de mooiste sport is die er bestaat. Fanaten:
A
Woord wordt uitgelegd.
B
Er staat een synoniem.
C
Er staat een tegenstelling.
D
Het woord lijkt op een woord dat je kent.

Slide 6 - Quiz

De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht. Negatieve:
A
Woord wordt uitgelegd.
B
Er staat een synoniem.
C
Er staat een tegenstelling.
D
Het woord lijkt op een woord dat je kent.

Slide 7 - Quiz

De precieze oorzaak van kleptomanie, een ziekelijke drang om te stelen, is niet bekend. Kleptomanie:
A
Woord wordt uitgelegd.
B
Er staat een synoniem.
C
Er staat een tegenstelling.
D
Het woord lijkt op een woord dat je kent.

Slide 8 - Quiz

Dat gaat nimmer nooit niet gebeuren.
A
Woord wordt uitgelegd.
B
Er staat een synoniem.
C
Er staat een tegenstelling.
D
Het woord lijkt op een woord dat je kent.

Slide 9 - Quiz

H. 33 Standaardtekststructuur

Het herkennen van de tekststructuur helpt je de tekst beter te begrijpen.

Slide 10 - Slide

Inleiding
- onderwerp aankondigen
- lezer verder laten lezen

Kern
- verdere uitleg. Alinea's met kernzinnen.

Slot
- samenvatting of conclusie


Slide 11 - Slide

Maak opdracht 1 (blz. 134)
timer
8:00

Slide 12 - Slide

H. 34 Beeldtaal (blz. 138)

Je leert wat illustratief en functioneel beeld is en hoe je het leest. 

Slide 13 - Slide

beeld
beeldtaal
illustratief beeld
functioneel beeld
afbeelding/plaatje
beeld wordt ingezet als communicatiemiddel. 
ondersteunend bij tekst
het beeld zelf brengt de boodschap over. 

Slide 14 - Drag question

Beeldtaal: als beeld wordt ingezet als communicatiemiddel.
Beeld: afbeeldingen/plaatjes
Communicatiemiddel: gebruik je om een boodschap over te brengen. 


- illustratief beeld: ondersteunend bij de tekst. Het beeld zelf heeft geen duidelijke boodschap. Voor sfeer of om de tekst aantrekkelijker te maken.
- functioneel beeld: het beeld zelf brengt een boodschap over. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide


Oefen met de werkwoordspelling in Numo. 

Overleg alleen fluisterend met diegene naast je. 


Slide 17 - Slide