Dinsdag voor 8.30 uur moet je opgaven hebben ingeleverd
Slide 3 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Deze les leer je:
een sneller trucje dan de balansmethode
hoe je vergelijkingen met breuken en haakjes moet oplossen
Slide 4 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Het snellere trucje dan de balansmethode:
5x−6=3x+8
Slide 5 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Het snellere trucje dan de balansmethode:
5x−6=3x+8
Haal je een term (getal of x) naar de andere kant van het = teken
dan verandert + in - en omgekeerd
Slide 6 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Het snellere trucje dan de balansmethode:
5x−6=3x+8
5x−3x=8+6
Haal je een term (getal of x) naar de andere kant van het = teken
dan verandert + in - en omgekeerd
Slide 7 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Het snellere trucje dan de balansmethode:
5x−6=3x+8
5x−3x=8+6
Haal je een term (getal of x) naar de andere kant van het = teken
dan verandert + in - en omgekeerd
2x=14
Slide 8 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Het snellere trucje dan de balansmethode:
5x−6=3x+8
5x−3x=8+6
Haal je een term (getal of x) naar de andere kant van het = teken
dan verandert + in - en omgekeerd
2x=14
x=7
Slide 9 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Oefen de snelle methode zelf met opgave 4a.
Klaar?
Bedenk hoe je kan controleren of je het goed hebt
doe dit vervolgens.
Slide 10 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Oefen de snelle methode zelf met opgave 4a.
2x−5=5x−8
Klaar?
Bedenk hoe je kan controleren of je het goed hebt
doe dit vervolgens.
Slide 11 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Oefen de snelle methode zelf met opgave 4a.
2x−5=5x−8
−3x=−3
Klaar?
Bedenk hoe je kan controleren of je het goed hebt
doe dit vervolgens.
Slide 12 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Oefen de snelle methode zelf met opgave 4a.
2x−5=5x−8
−3x=−3
x=1
Klaar?
Bedenk hoe je kan controleren of je het goed hebt
doe dit vervolgens.
Slide 13 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Wat is je eerste stap?
Slide 14 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Ga op zoek naar de kleinste gemeenschappelijke veelvoud van de noemers
Slide 15 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
De noemers zijn 4, 2 en 3
4 → 4, 8, 12, 16, 20, 24 enz
2 → 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 enz
3 → 3, 6, 9, 12, 15, 18, 21 enz
Ga op zoek naar de kleinste gemeenschappelijke veelvoud van de noemers
Slide 16 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
De noemers zijn 4, 2 en 3
4 → 4, 8, 12, 16, 20, 24 enz
2 → 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 enz
3 → 3, 6, 9, 12, 15, 18, 21 enz
Ga op zoek naar de kleinste gemeenschappelijke veelvoud van de noemers
9.15 uur
Slide 17 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
De noemers zijn 4, 2 en 3
4 → 4, 8, 12, 16, 20, 24 enz
2 → 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 enz
3 → 3, 6, 9, 12, 15, 18, 21 enz
Ga op zoek naar de kleinste gemeenschappelijke veelvoud van de noemers
Vaak is het de noemers (of een paar hiervan) vermenigvuldigen: 4 x 3 = 12
Slide 18 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Je gaat nu ALLES met 12 vermenigvuldigen
9.15 uur
Slide 19 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Je gaat nu ALLES met 12 vermenigvuldigen
⋅12
⋅12
⋅12
⋅12
9.15 uur
Slide 20 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Je gaat nu ALLES met 12 vermenigvuldigen
⋅12
⋅12
⋅12
⋅12
12⋅43=112⋅43=436=9
9.15 uur
Slide 21 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Je gaat nu ALLES met 12 vermenigvuldigen
9x−54=8x−36
⋅12
⋅12
⋅12
⋅12
9.15 uur
Slide 22 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met breuken
43x−421=32x−3
Je gaat nu ALLES met 12 vermenigvuldigen
9x−54=8x−36
x=18
⋅12
⋅12
⋅12
⋅12
9.15 uur
Slide 23 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Wat doe je eerst bij haakjes én breuken?
43(x−6)=32x−3
9.15 uur
Slide 24 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Wat doe je eerst bij haakjes én breuken?
Dan eerst de haakjes!
43(x−6)=32x−3
9.15 uur
Slide 25 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met haakjes en breuken?
Dan eerst de haakjes!
43x−421=32x−3
43(x−6)=32x−3
9.15 uur
Slide 26 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
vergelijkingen met haakjes en breuken?
Dan eerst de haakjes!
43x−421=32x−3
9x−54=8x−36
x=18
⋅12
⋅12
⋅12
⋅12
43(x−6)=32x−3
9.15 uur
Slide 27 - Slide
1.1 Lineaire vergelijkingen
Een goede opgave om dit te oefenen is opgave 6.
9.15 uur
Slide 28 - Slide
Welke opgaven maken?
9.15 uur
Dalton studiewijzer:
"a. De leerling legt verantwoording af over zijn planning en zijn werk aan de docent.
b. De toetsdatum wordt door de docent verteld, leerlingen maken zelf (of in het groepje) een planning van les tot les. De docent houdt bij waar leerlingen zijn en controleert het huiswerk aan het einde van de week."
Slide 29 - Slide
Welke opgaven maken?
9.15 uur
H1 week 36 (af)
SO 1.4+1.5 week 37
H3 week 40 (af)
stencil 1 t/m 4 week 40
PW H1+H3 week 43/44
Dalton studiewijzer
Slide 30 - Slide
Welke opgaven maken?
9.15 uur
Welke opgaven moet je nu kiezen? De opgaven met:
A (afsluitende opgave)
T (testopgaven)
* (sterretje) (denkopgaven)
+ (plusopgaven)
extra opgaven (als er na een blok geen A,T,* of + zijn of als de T niet goed ging)
niet O-opgaven = te makkelijk of verwarrend
Slide 31 - Slide
Welke opgaven maken?
9.15 uur
Welke opgaven moet je nu kiezen?
altijd de afsluitende opgaven waar een A voor staat. §1.1 → 9
altijd de testopgaven met een T. §1.1 → 6
altijd de denkopgaven met een sterretje. §1.1 → 10
wil je meer dan een 6? dan de plusopgaven met + §1.1 →11, 12
lukte de T-opgave niet (bijv. T6) dan nog extra opgaven §1.1 → 7,8
ook opgaven na een blok als er geen A,T,* of + zijn §1.1 → (2,3) 4
ik kies nooit O-opgaven, deze zijn vaak verwarrend
Slide 32 - Slide
opgaven maken
9.15 uur
H1 week 36 (af)
SO 1.4+1.5 week 37
H3 week 40 (af)
stencil 1 t/m 4 week 40
PW H1+H3 week 43/44
Slide 33 - Slide
Afsluiting
Wat heb je deze les geleerd/herhaald?
sneller trucje dan de balansmethode
lineaire vergelijkingen met haakjes en breuken oplossen
Volgende les: grafieken tekenen, formules opstellen en evenwijdige lijnen opstellen (§1.2)