H2 Steden oefenvragen

H2 Steden
Oefentoets
1 / 54
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2 Steden
Oefentoets

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Oefentoets hoofdstuk 2
- samenvattingsopdrachten
(- Slumdog millionaire)

Slide 2 - Slide

Oefentoets: H2 Steden
Oefentoets

Slide 3 - Slide

Waarin verschilt een megastad van een wereldstad?
A
Geen enkele wereldstad ligt in Azië en megasteden wel.
B
Een wereldstad heeft meer inwoners dan een megastad.
C
Een wereldstad is veel belangrijker dan een megastad.
D
Een megastad heeft meer inwoners dan een wereldstad.

Slide 4 - Quiz

Hieronder zie je vier steden, namelijk New York, New Delhi, Londen en Parijs.

Welke van de vier steden hoort er niet bij als je kijkt naar de soort stad?


A
New York
B
New Delhi
C
Londen
D
Parijs

Slide 5 - Quiz

De meeste steden liggen in ...x… gebieden.
A
vlakke
B
hete
C
koude
D
natte

Slide 6 - Quiz

De relatieve afstand:
A
Is voor iedereen anders
B
Is voor iedereen hetzelfde
C
Kan niet veranderen
D
Is altijd hemelsbreed

Slide 7 - Quiz

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?

I. In steden in arme landen zijn krottenwijken de wijken met de meeste verkeersopstoppingen.

II. Als de welvaart stijgt in arme landen, wordt het verkeer een steeds groter probleem.


A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 8 - Quiz

Megasteden groeien door:
A
een grote emigratie
B
een laag sterftecijfer
C
samenvoeging van steden
D
suburbanisatie

Slide 9 - Quiz

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?

I. Het voordeel van een primate city is dat de rest van het land zich makkelijk kan ontwikkelen.

II. Een hoog geboorteoverschot in een primate city leidt tot een hogere verstedelijkingsgraad.

A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 10 - Quiz

Welke twee problemen komen wel in megasteden in arme landen en niet in megasteden in rijke landen voor?
A
Arme mensen wonen in slechte wijken.
B
Er is veel werkgelegenheid in de informele sector.
C
Er is grote sociale ongelijkheid.
D
Er is te weinig controle van de overheid.

Slide 11 - Quiz

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?

I. De laatste twintig jaar is de verstedelijkingsgraad in Nederland sterk gestegen.

II. Door de industriële revolutie nam de suburbanisatie toe.
A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 12 - Quiz

De absolute afstand is
A
De afstand in 1 rechte lijn
B
De afstand over de weg
C
De afstand voor je gevoel
D
De afstand in tijd

Slide 13 - Quiz

Mondiaal schaalniveau
Continentaal schaalniveau

Nationaal schaalniveau
Regionaal schaalniveau

Slide 14 - Drag question

Bekijk tabel over de verstedelijkingsgraad in rijke en ontwikkelingslanden. De cijfers bij X, Y en Z zijn niet ingevuld.

Bepaal welke cijfers op de plaats van X, Y, Z moeten staan.

LET OP, kijk goed naar de jaartallen :)
A
X = 81, Y = 82, Z=45
B
X = 57, Y = 65, Z=22
C
X = 81, Y = 75, Z=45
D
X = 55, Y = 56, Z=45

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende steden is een wereldstad?
A
Amsterdam
B
Mumbai
C
São Paulo
D
Tokyo

Slide 16 - Quiz

Zijn onderstaande zinnen juist of onjuist?

1. Een wereldstad heeft meer inwoners dan een megastad.

2. Een wereldstad is belangrijker dan een megastad.


A
1 = juist
B
2 = juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

Welk van de zinnen is juist?

1 In veel welvarende landen is het verstedelijkingstempo vaak hoog.
2 Vaak is een hoofdstad groter dan een megastad.
3 Door urbanisatie neemt de verstedelijkingsgraad toe.
4 Tijdens de industriële revolutie lag was de verstedelijkingsgraad hoog.
A
zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3
D
Zin 4

Slide 18 - Quiz

Welk jaartal past bij het begin van de suburbanisatie in Nederland?
A
1945
B
1800
C
1970
D
2000

Slide 19 - Quiz

Zijn onderstaande zinnen juist of onjuist?

1. Een wereldstad is belangrijker dan een megastad.

2. Een wereldstad heeft altijd meer inwoners dan een megastad.
A
1 = juist, 2 = onjuist
B
1 = onjuist, 2 = juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: 'De schaal is 1:20 ?'
A
Dat 1 cm in het echt 20 cm op de kaart is
B
Dat 1 cm op de kaart 20 cm in het echt is
C
Dat je 1 moet delen door 20 om de schaal te berekenen
D
Dat 1 cm op de kaart 20 km in het echt is

Slide 21 - Quiz

Als je de schaal wilt berekenen van cm naar km, haal je...
A
5 nullen weg
B
4 nullen weg
C
6 nullen weg
D
3 nullen weg

Slide 22 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

verbind de letters met het juiste getal:
A
A-3, B-2, C-3, D-4
B
A-2, B-3, C-4, D-1
C
A-3, B-2, D-1, C-4
D
A-2, B-3, C-1, D-4

Slide 23 - Quiz

In de Pijp (een wijk in Amsterdam) zijn veel straten en pleinen opgeknapt, de slechtste woningen zijn verdwenen en er zijn dure appartementen gebouwd.

Hoe heet deze aanpak van de overheid?
A
herstructurering, stedelijke vernieuwing
B
leefbaarheid verbeteren
C
renovatie
D
sloop

Slide 24 - Quiz

Men spreekt weleens van suburbanisatie van bedrijven.

Wat wordt daarmee bedoeld?
A
Bedrijven trekken naar de stad toe
B
Bedrijven breiden zich uit
C
Bedrijven trekken uit de krappe, dure stad op zoek naar ruimte
D
Bedrijven vertrekken naar het buitenland, voor lagere lonen

Slide 25 - Quiz

Waardoor stijgt de verstedelijkingsgraad in het werelddeel Afrika zo snel?
A
Door suburbanisatie & hoge geboortecijfer
B
Door urbanisatie & hoge geboortecijfer
C
Door werkgelegenheid & groeien krottenwijken
D
Door trekken van platteland naar stad & urbanisatie

Slide 26 - Quiz

Er zijn verschillende plekken in een stad waar krottenwijken kunnen ontstaan.

Wat hebben deze plekken altijd onderling gemeen (wat is hetzelfde tussen deze plekken)?
A
Ze liggen altijd langs drukke infrastructuur (wegen, spoorlijnen, etc.)
B
Ze liggen altijd op schuine hellingen
C
Ze liggen altijd in de buurt van vervuilende fabrieken
D
Ze liggen altijd op de minst gunstige plekken van de stad

Slide 27 - Quiz

In welke periode werden in Nederland wijken met veel flats gebouwd?
A
1940 - 1950
B
1960 - 1970
C
1970 - 1980
D
1990 - nu

Slide 28 - Quiz

Europa
gebied
Alphen a/d Rijn
wereld
Continentaal schaalniveau
Regionaal schaalniveau
land 
stad 
Lokaal schaalniveau
Nationaal schaalniveau
Mondiaal schaalniveau

Slide 29 - Drag question

Lees de volgende twee zinnen. Geef van elke zin aan of deze juist of onjuist is.

1. Een primate city komt alleen voor in ontwikkelingslanden.

2. Als de welvaart stijgt in arme landen, wordt het verkeer een steeds groter probleem
A
Beide zijn juist
B
beide zijn onjuist
C
1 = juist, 2 = onjuist
D
1 = onjuist, 2 = juist

Slide 30 - Quiz

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen.

In welke TWEE werelddelen is de verstedelijkingsgraad in de laatste 20 jaar het sterkst gestegen?

Slide 31 - Open question

Welke van de onderstaande zin(nen) is/zijn juist?

1 Een hoofdstad is een primate city.
2 In westerse landen zijn geen primate cities.
3 Vanuit de hoofdstad wordt een land bestuurd.
4 Voor de handel is een wereldstad interessant.

A
zin 1,2 en 3 zijn juist
B
zin 2,3 en 4, zijn juist
C
alleen 4 is juist
D
zin 3 en 4 zijn juist

Slide 32 - Quiz

Waarom woonde de meeste mensen tijdens de industriële revolutie (vanaf 1850) dichtbij hun werk?

Slide 33 - Open question

Stad in arm land
Stad in rijk land

Slide 34 - Drag question

De Amerikaanse stad

De Islamitische stad

De Europese stad
De Latijns-Amerikaanse stad

Slide 35 - Drag question

In welk van onderstaande wijken wordt het meeste geld verdient?
A
Arbeiderswijken
B
centrum/ binnenstad
C
Central Business District
D
in de Villawijken

Slide 36 - Quiz

Bekijk de kaart en de legenda. Is de legenda correct?
A
De legenda is niet correct
B
De legenda is correct

Slide 37 - Quiz

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen. Sleep de 
5 omschrijvingen naar naar de juiste kolommen:
Wereldstad
Hoofdstad
Megastad
Wat de handel betreft heeft deze stad wereldfaam.
Deze stad is groot, maar voor de rest van de wereld niet zo belangrijk.
Deze stad is de laatste 20 jaar enorm gegroeid tot
23 miljoen inwoners.
Al eeuwen worden hier belangrijke beslissingen genomen.
De meeste steden van deze soort vind je in Azië.

Slide 38 - Drag question

Bekijk de afbeelding.

Elke stad heeft wijken uit verschillende bouwperiodes.
Waar staan de wijken op de foto’s in de afbeelding in de juiste volgorde vanuit het centrum naar de buitenwijk?

A
P – Q – R – S
B
R – P – S – Q
C
R – Q – S – P
D
R – S – Q - P

Slide 39 - Quiz

Bij deze vraag mag je een geodriehoek of iets anders gebruiken. Bekijk het plaatje. Op het plaatje zie je links onderin een schaalstok.

In het centrum van Weert en ook van Stramproy staat een kerk. Hoe groot (in km) is de afstand tussen de twee kerken ongeveer?

A
6 km
B
12 km
C
10 km
D
16 km

Slide 40 - Quiz

De hoofdstad van Mexico is Mexico-stad. Het is een megastad met wel twintig miljoen inwoners. Dat is meer dan heel Nederland!

Lees de volgende stellingen:
I. In het CBD van Mexico-stad wonen de mensen in
krottenwijken.
II. In het CBD van Mexico-stad werken veel mensen in
de kantoren in de formele sector.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 41 - Quiz

Lees en beoordeel de onderstaande uitspraken. In welke zin of in welke zinnen is er sprake van urbanisatie?

1. 'Nu we hier wonen is er plek genoeg voor drie auto’s voor de deur!’
2. ‘Binnenkort verlaat ik ook ons arme dorp. Werk genoeg in de stad!’
3. ‘Ik ga studeren en verheug me op veel feesten!’
A
in uitspraak 2 en 3
B
in uitspraak 1 en 3
C
alleen in uitspraak 2
D
alleen in uitspraak 3

Slide 42 - Quiz

Bekijk hiernaast eerst de afbeelding.

Twee uitspraken kunnen worden gedaan over de afbeelding. Kies in beide uitspraken het juiste woord

1. Een steeds groter / kleiner deel van de wereldbevolking woont in steden.

2. De urbanisatie na 2020 groeit langzamer / sneller in grotere steden.

A
1. groter, 2. langzamer
B
1. groter, 2. sneller
C
1. kleiner, 2. langzamer
D
1. kleiner, 2. sneller

Slide 43 - Quiz


"1960 - Mensen trekken van de stad naar de rand van de stad"
A
Suburbanisatie
B
Urbanisatie
C
Re-urbanisatie
D
Randstad

Slide 44 - Quiz

Een stad van nu is anders dan een stad vlak na de Tweede Wereldoorlog. Wat is een kenmerk van de stad van nu?

A
In de stad van nu is veel aandacht voor de leefomgeving.
B
In de stad van nu staan rijtjeshuizen en flats.
C
In de stad van nu wonen mensen dicht op elkaar.
D
In de stad van nu worden veel nieuwe huizen gebouwd.

Slide 45 - Quiz

Wat is een belangrijk verschil tussen een Amerikaanse stad en een Europese stad?
A
Een Europese stad heeft geen CBD
B
Wel/geen historisch centrum
C
Amerikaanse steden hebben een hogere bevolkingsdichtheid
D
Amerikaanse steden vormen een stedelijk netwerk.

Slide 46 - Quiz

Bekijk hiernaast eerst de afbeelding.

In Mexico wonen veel meer mensen in steden dan in Peru.
Toch is de verstedelijkings-graad van Peru en Mexico ongeveer hetzelfde: 77%.

Wat is daarvan de oorzaak?
A
In Mexico wonen minder mensen dan in Peru.
B
In Peru wonen meer mensen op het platteland.
C
Mexico heeft een grotere bevolking dan Peru.
D
Mexico heeft een megastad en Peru niet.

Slide 47 - Quiz

Bekijk eerst de afbeelding. Deze laat de bevolking zien van 2 steden vanaf 1960 tot 2017.
Een van deze twee steden (stad A of stad B) ligt in een rijk land, maar welke?

Leg daarna jouw keuze uit met een kenmerk uit de grafiek.

Slide 48 - Open question

Bekijk eerst de afbeelding.

De man met de rode trui is schoenenpoetser.

Deze man werkt in de ....
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
informele sector

Slide 49 - Quiz

Samenvattingsopdrachten
- 3 korte opdrachten

Slide 50 - Slide

Samenvattingsopdrachten
- 3 korte opdrachten
   -> 1. Wereld 2. Nederland 3. Wereld en Nederland

Slide 51 - Slide

Samenvattingsopdrachten
- 3 korte opdrachten
   -> 1. Wereld 2. Nederland 3. Wereld en Nederland
- ongeveer 15 minuten

Slide 52 - Slide

Samenvattingsopdrachten
- 3 korte opdrachten
   -> 1. Wereld 2. Nederland 3. Wereld en Nederland
- ongeveer 15 minuten
- werk in tweetallen in de groepje

Slide 53 - Slide

Oefentoets: H2 Steden
Oefentoets

Slide 54 - Slide