Werkwoordspelling totaal

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hij vind/ vint/ vindt dat leuk!
!
Hoe pak je het aan?
Hoor je dan een t aan het eind?
Hij loopt
Vervang het ww in je hoofd door 'loop
1
2
3
Als je geen T hoorde is 'vind' ook zonder T, als je wel een T hoorde, is het met T. Dus hij vindt
Hoe schrijf je het ww in de ik-persoon? (de stam)

Slide 2 - Slide

Je kunt alleen een werkwoordsvorm op -dt tegenkomen in de tegenwoordige tijd!
A
Waar!
B
Niet waar!

Slide 3 - Quiz

Het ex-kofschip-regeltje heb je NOOIT nodig voor de tegenwoordige tijd!
A
Waar!
B
Niet waar!

Slide 4 - Quiz

Hij (fietsen) ...... altijd als een gek!
A
fietset
B
fietsdt
C
fietst
D
fietsd

Slide 5 - Quiz

(redden) ...... jij het wel alleen?
A
Red
B
Ret
C
Redt
D
Retteketet

Slide 6 - Quiz

Hij (fietsen) ...... afgelopen vrijdag alleen naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 7 - Quiz

Mijn broer (kleden) ..... zich nu aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 8 - Quiz

Mijn broer (kleden) ..... zich gisteren raar aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 9 - Quiz

Toen hij het winnende doelpunt maakte, ........ het publiek
A
juigde
B
juichde
C
juigte
D
juichte

Slide 10 - Quiz

Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein
A
miste
B
mistte
C
misde
D
misdte

Slide 11 - Quiz

Hij (antwoorden) ..... altijd heel snel.
A
antwoordt
B
antwoord
C
antwoort
D
antwoortte

Slide 12 - Quiz

Hij (antwoorden) ..... gisteren niet snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte

Slide 13 - Quiz

(Vermoorden) ..... je favoriete seriemoordenaar elke dag een bejaarde?
A
Vermoordt
B
Vermoord
C
Vermoort

Slide 14 - Quiz