This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H3 - Het Interbellum
3.2 - Crisis en ontevredenheid
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
-Lesdoelen
-Herhaling
-Crisis en ontevredenheid
-Opdrachten -Afsluiting
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
Je kunt in je eigen woorden het Dawesplan uitleggen
Je kunt omschrijven hoe de beurskrach ontstond
Je kunt omschrijven hoe de crisis van 1929 verliep
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
De kenmerken van fascisme noemen.
Slide 4 - Slide
Herhaling
Slide 5 - Slide
Hulp voor Duitsland
het Dawesplan
Door Dawesplanging het weer beter met Duitsland.
Door opbloeiende welvaart weer politiek vertrouwen tot 1929.
Slide 6 - Slide
Roaring Twenties
In de VS ging het geweldig in de jaren '20.
Veel mensen kochten spullen met een lening.
Ook aandelen
Slide 7 - Slide
Banken failliet
Banken hadden veel geld uitgeleend aan bedrijven en mensen
Door de crisis kregen ze veel van dat geleende geld niet terug
Daardoor gingen ook veel banken failliet
Mensen met aandelen verloren het vertrouwen en gingen hun aandelen snel verkopen!
Slide 8 - Slide
Beurskrach
'Black tuesday' 1929
De oorzaak voor de economische crisis noemen we de 'beurskrach'
De aandelenmarkt stortte in, veel aandelen waren meer waard dan het bedrijf zelf.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Armoede door crisis
1932:
Het inkomen van de Amerikanen 50% lager dan in 1929.
Waarde aandelen gedaald met 88%!
15.000.000 Amerikanen werkloos
In Europa: Vooral Engeland en Duitsland getroffen door de crisis.
Slide 11 - Slide
Crisis in Nederland
Nederland wordt zwaar door de crisis geraakt: de handel met de VS en Duitsland komt vrijwel stil te staan.
Bedrijven en fabrieken moeten de deuren sluiten.
Tussen 1929 en 1935 stijgt de werkloosheid van 22.000 naar 500.000
Slide 12 - Slide
Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
Eerste democratie in Duitsland: Republiek van Weimar (1919)
De herstelbetalingen zijn niet op te brengen door de regering, en de inflatie is groot.
De crisis van 1929 slaat in als een bom...
Slide 13 - Slide
Fascisme
Fascisme is een politieke stroming,
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd
De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.
Slide 14 - Slide
Benito Mussolini
Leider, of 'Il Duce', van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)
Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede,
en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.
Slide 15 - Slide
Fascisme in Europa
'Oplossing voor de crisis'
Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw
Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen
Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)
Slide 16 - Slide
Kenmerken van fascisme (1)
Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen
Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten
Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)
Slide 17 - Slide
Kenmerken van fascisme (2)
Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles
Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)
Slide 18 - Slide
Kenmerken van fascisme (3)
Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.
Geweld is goed: geen woorden maar daden
De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.