Deze die dit dat

• NT2
• ISK

Dit - Dat

Deze - Die

Dit 

Wanneer gebruik je DIT?

1. het - woorden

2. dichtbij

3. enkelvoud

het boek - dit boek

het raam - dit raam

het meisje - dit meisje

Dat 

Wanneer gebruik je DAT?

1. het - woorden

2. ver weg

3. enkelvoud

het boek - dat boek

het raam - dat raam

het meisje - dat meisje

Deze 

Wanneer gebruik je DEZE?

1. De - woorden

2. dichtbij

3. enkelvoud of meervoud

de hond - deze hond

de honden - deze honden

de man - deze man

Die 

Wanneer gebruik je DIE?

1. De - woorden

2. verweg

3. enkelvoud of meervoud

de hond - die hond

de honden - die honden

de man - die man

	Dichtbij	Verweg
Het - woorden	Dit	Dat
De- woorden Meervoud	Deze	Die

... meisje daar heeft een lieve hond.

1. Die
2. Dat
3. Deze

Ik vind ... filmpje op mijn telefoon leuk.

1. Dit
2. Die
3. Deze

Hoe vind je ... schoenen die daar in de winkel staan?

1. Dit
2. Die
3. Deze
4. Dit

... opdracht is niet moeilijk.

1. Dit
2. Die
3. Deze
4. Dit

... lunch was erg lekker.

1. Deze
2. Dat

Hij vond ... ontbijt niet lekker.

1. Deze
2. Dat
3. Die

	Dichtbij	Verweg
Het - woorden
De- woorden Meervoud

Dit

Dat

Deze

Die

Maak les 16 in klare taal.