Massacultuur oefenen

1 / 49
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Massacultuur gaat over de periode van...
A
1800 -1850
B
1850-1900
C
1900 - 1950
D
1950 - nu

Slide 2 - Quiz

Het ontstaan van massacultuur is gevolg van meer welvaart
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Kenmerken Massacultuur
A
Welvaart, dagelijks leven, vernieuwing, onbegrensde mogelijkheden, oppervlakkigheid
B
Welvaart, goede handel, pracht en praal, adel.
C
inhoud boven vorm, hoe hogere sociale klasse hoe succesvoller, populaire massamedia
D
men zocht antwoorden over de aard van de kunst van het leven, verzet tegen traditionele opvattingen.

Slide 4 - Quiz

Postmodernisme is een reactie op het modernisme. Noem 3 algemene kenmerken van het postmodernisme.

Slide 5 - Open question

Deze installatie van Ai Weiwei hoort bij de Massacultuur omdat:
A
Hij gebruikt maakt van dagelijkse gebruiks-voorwerpen
B
Hij een maatschappelijk betrokken activist is
C
Hij een massa krukjes gebruikt
D
Zijn kunstwerk makkelijk na te maken is

Slide 6 - Quiz

Waarom vervaagt het verschil tussen 'hoge' en 'lage' kunst in de massacultuur?
A
hoge kunst komt in museums te hangen en lage kunst wordt onderdeel van de massacultuur
B
lage kunst komt in museums te hangen en hoge kunst wordt onderdeel van de massacultuur

Slide 7 - Quiz

Welke kenmerken horen bij massacultuur?
A
groot verlangen, gevoel staat centraal, escapisme, vrijheid en autonomie
B
ter lering en vermaak, calvinisme, moralisme, kennis vd klassieken
C
expressie, vernieuwing, vooruitgangsdenken, originaliteit, essentie
D
cultuurindustrie, relativering, interdisciplinair, eclectisch, consumptiemaatschappij

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Waarom is dit een typisch interdisciplinair kunstwerk? Benoem de disciplines die je herkent.

Slide 10 - Open question

Variations V is een goed voorbeeld van interdisciplinair kunstwerk. Leg dit uit.

Slide 11 - Open question


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 12 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van het postmodernisme?
A
"less is more"
B
Vermenging van stijlen
C
"less is a bore"
D
Stijl citaten

Slide 14 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 15 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 16 - Quiz

Bij welke kunstperiode behoort de slogan:
'Less is more'
A
Modernism
B
Postmodernism

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen hoge en lage kunst. Geef vervolgens van beide een voorbeeld

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Beschrijf hoe hoge en lage kunst samen komen in dit beeld.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Wat doet de kunstenaar met 'gewone' voorwerpen?

Slide 22 - Open question

De kunstenaar spot met hoge kunst maar hij zou ook kritiek kunnen hebben op de moderne wereld. Waarop zou hij kritiek kunnen leveren met dit beeld?

Slide 23 - Open question

Koons heeft het werk 3 keer gekopieerd.
Waarom sluit deze werkwijze aan bij het postmodernisme?

Slide 24 - Open question

Discodans
Klassiek Ballet
musical/show

Slide 25 - Drag question

Welke theatrale middelen zijn er? Bekijk je analyse schema.

Slide 26 - Open question

Wat is mise-en-scene
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 27 - Quiz

I. Mise-en-scene valt onder 'aspecten van het spel'
II. Handeling (gebruik van lichaam) valt onder 'aspecten van het spel'

Welke uitspraak is van toepassing
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 28 - Quiz

Less is more
Less is a bore
Sure, blablabla..de waarheid bestaat niet, ik maak wat ik tof vind
Kunst geeft vorm aan de waarheid waarnaar men op zoek is.
eclecticisme
Hoge cultuur
Hoge en lage cultuur versmelten

Slide 29 - Drag question

POPART
Abstract 
expressionisme
Minimal art

Slide 30 - Drag question

SPEL
(door acteurs)
THEATER
VORMGEVING
lichaam
stem
speelstijl
mise-en-scène
decor
locatie
kostuum
grime/hairstyling
rekwisieten/attributen
belichting
muziek
geluidseffecten

Slide 31 - Drag question

Verticale compositie
Horizontalecompositie
Centrale compositie
Diagonale compositie

Slide 32 - Drag question

Mise en scene

Enscenering

Toneelbeeld

Een 'still' waarop je decor, kostuums, rekwisieten, belichting, positie vd acteurs ziet
Het gebruik van het toneel door de acteurs (looplijnen, blikrichting, placering, op/afgaan)
Het geheel van positie en bewegen van de acteurs i.c.m. locatie, licht, geluid, kostuum, decor, rekwisieten... 

Slide 33 - Drag question

Stelling 1: popart-kunstenaars bombarderen de producten van de
massacultuur, zoals reclames en strips, tot kunst.
Stelling 2: de wereldwijde invloed van de massamedia op ons dagelijks leven wordt
uitvergroot in pop-art.
A
Stelling 1 en 2 zijn allebei onjuist
B
Stelling 1 is juist, 2 is onjuist
C
Stelling 1 en 2 zijn juist
D
Stelling 1 is onjuist, 2 is juist

Slide 34 - Quiz

Welke stijl zien we hier?
A
Modernisme
B
Postmodernisme
C
Renaissance
D
Popart

Slide 35 - Quiz

Postmodernisme
A
Less is a Bore Form Follows Fun
B
Less is More Form follows Function

Slide 36 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 37 - Quiz

Bij welke kunstperiode behoort de slogan:
'Less is more'
A
Modernism
B
Postmodernism

Slide 38 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 39 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 40 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 41 - Quiz

Van groot naar klein: eerst maatschappelijke context massacultuur
Malcolm 
X
Marilyn Monroe
Elvis Presley
Lyndon B. Johnson
John F. Kennedy
Dr. Martin Luther King
Rosa Parks
Maakt in 1963 bekend dat hij voor een federale wet is die rassendiscriminatie zou verbieden. Voordat hij dit kan doen, wordt hij vermoord.
Weigert te gaan staan om haar 'zwarte' zitplaats af te staan aan een witte man. Medebedenker van de Montogemery bus boycot
Hield zijn beroemde speech "I have a Dream". Hij wilde op een geweldloze manier protesteren tegen de segregatie in zijn land. Werd in 1968 vermoord.
Jonge acteur. Hij stond voor de opstandige jeugd, onder meer in zijn bekendste film Rebel Without a Cause. Hij droeg vaak een T-shirt en een spijkerbroek. In die dagen was een T-shirt ondergoed en de spijkerbroek fabriekskleding. Door hem gingen veel jongeren deze kleding ook dragen.
Werd wereldberoemd als sekssymbool door haar rollen in verschillende films. Ze voldeed aan het toenmalige schoonheidsideaal en werd daarmee een rolmodel voor veel vrouwen.
Op zijn voorstel nam het Congres in  1964 de Civil Rights Act (Burgerrechtenwet) aan.
Was een van de Amerikaanse leiders en woordvoerders van de Nation of Islam, een Afro-Amerikaanse moslimorganisatie die onder meer streed voor gelijke rechten van de zwarte bevolking. Daarbij schuwde hij geweld niet. Begin 1965 werd hij vermoord.

James Dean
De populairste rockster. Hij had met zijn vetkuif, strakke spijkerbroeken T-shirts en jacks grote invloed op de jongerenmode.

Slide 42 - Drag question

Tekst
aspecten van de VOORSTELLING
aspecten van de VORMGEVING
Wat zie ik?
Wat hoor ik?
Wat is het verhaal?
Hoe klinkt het ?
Hoe is het schilderij ingedeeld ?
Hoe bewegen de danseressen over het podium  ?
Hoe is de camera gebruikt in de film ?
Welke locatie is gebruikt?
Hoe ziet het kostuum eruit?

Slide 43 - Drag question

Een musicalfilm is
A
een lachfilm waarin grappige lichamelijke acties (struikelen, uitglijden over een bananenschil, etc.) aaneengeregen worden tot een verhaal zonder veel betekenis.
B
een film waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans uitgevoerd door de filmpersonages zelf als onderdeel van hun rol.
C
een filmgenre met sentimentele verhalen waarbij het vaak draait om het oproepen van sterke emoties.

Slide 44 - Quiz

De film in je jaren 50 krijgt het moeilijk door de opkomst van de
A
radio
B
musical
C
tv

Slide 45 - Quiz

Op welke manier wijkt West side story af van de musicals uit deze tijd?
A
Er wordt meer gedanst
B
Mannen en vrouwen spelen mee
C
De verhaallijn heeft diepgang.
D
Het is puur amusement

Slide 46 - Quiz

Het onstaan van de musical werd beïnvloed door:
A
Londense Music Hall
B
Weense operette
C
blanke jazz
D
Alle antwoorden

Slide 47 - Quiz


A
Romantische Film
B
Actie Film
C
Propaganda
D
Musical

Slide 48 - Quiz

Hoe beschrijf je vormgeving van spel?
A
houding, mimiek, gebaren
B
houding, mimiek, intonatie, rekwisieten
C
lichaam, stem, speelstijl, mise-en-scene
D
lichaam, stem, decor, rekwisieten

Slide 49 - Quiz