Massacultuur Wat weet ik?

Wat weet ik al?
MASSACULTUUR
1 / 32
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat weet ik al?
MASSACULTUUR

Slide 1 - Slide

Massacultuur gaat over de periode van...
A
1800 -1850
B
1850-1900
C
1900 - 1950
D
1950 - nu

Slide 2 - Quiz

Het ontstaan van massacultuur is gevolg van meer welvaart
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Kenmerken Massacultuur
A
Welvaart, dagelijks leven, vernieuwing, onbegrensde mogelijkheden, oppervlakkigheid
B
Welvaart, goede handel, pracht en praal, adel.
C
inhoud boven vorm, hoe hogere sociale klasse hoe succesvoller, populaire massamedia
D
men zocht antwoorden over de aard van de kunst van het leven, verzet tegen traditionele opvattingen.

Slide 4 - Quiz

Postmodernisme is een reactie op het modernisme. Noem 3 algemene kenmerken van het postmodernisme.

Slide 5 - Open question

Deze installatie van Ai Weiwei hoort bij de Massacultuur omdat:
A
Hij gebruikt maakt van dagelijkse gebruiks-voorwerpen
B
Hij een maatschappelijk betrokken activist is
C
Hij een massa krukjes gebruikt
D
Zijn kunstwerk makkelijk na te maken is

Slide 6 - Quiz

Waarom vervaagt het verschil tussen 'hoge' en 'lage' kunst in de massacultuur?
A
hoge kunst komt in museums te hangen en lage kunst wordt onderdeel van de massacultuur
B
lage kunst komt in museums te hangen en hoge kunst wordt onderdeel van de massacultuur

Slide 7 - Quiz

Welke kenmerken horen bij massacultuur?
A
groot verlangen, gevoel staat centraal, escapisme, vrijheid en autonomie
B
ter lering en vermaak, calvinisme, moralisme, kennis vd klassieken
C
expressie, vernieuwing, vooruitgangsdenken, originaliteit, essentie
D
cultuurindustrie, relativering, interdisciplinair, eclectisch, consumptiemaatschappij

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Waarom is dit een typisch interdisciplinair kunstwerk? Benoem de disciplines die je herkent.

Slide 10 - Open question

Variations V is een goed voorbeeld van interdisciplinair kunstwerk. Leg dit uit.

Slide 11 - Open question


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 12 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van het postmodernisme?
A
"less is more"
B
Vermenging van stijlen
C
"less is a bore"
D
Stijl citaten

Slide 14 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 15 - Quiz


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 16 - Quiz

Bij welke kunstperiode behoort de slogan:
'Less is more'
A
Modernism
B
Postmodernism

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen hoge en lage kunst. Geef vervolgens van beide een voorbeeld

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Beschrijf hoe hoge en lage kunst samen komen in dit beeld.

Slide 20 - Open question

ANTWOORD
- ‘Lage’ kunst: het beeld van Michael Jackson is gebaseerd op populaire kunst: porseleinen beeldjes die meestal voornamelijk als versiering / decoratie worden gezien.

- ‘Hoge’ kunst: het beeld staat in een museum, een omgeving voor elitaire kunst. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Wat doet de kunstenaar met 'gewone' voorwerpen?

Slide 23 - Open question

ANTWOORD
Hij blaast ze op / maakt ze in groot formaat en maakt er een aantal kopieën van. 

Slide 24 - Slide

De kunstenaar spot met hoge kunst maar hij zou ook kritiek kunnen hebben op de moderne wereld. Waarop zou hij kritiek kunnen leveren met dit beeld?

Slide 25 - Open question

ANTWOORD
- Door een popster levensgroot en in goud af te beelden geeft Koons commentaar op dat we bekende popsterren vereren.

- Door een heel glad en gepolijst beeld te maken van een mens geeft Koons commentaar op mensen die mensen die erg bezig zijn met hun uiterlijk / mensen die erg bezig zijn met indruk maken op anderen.

- Door de stijl van een kitschbeeldje na te doen geeft Koons commentaar op de‘slechte’ smaak van mensen

Slide 26 - Slide

Koons heeft het werk 3 keer gekopieerd. 
Waarom sluit deze werkwijze aan bij het postmodernisme? 

Slide 27 - Slide

Discodans
Klassiek Ballet
musical/show

Slide 28 - Drag question

Welke theatrale middelen zijn er? Bekijk je analyse schema.

Slide 29 - Open question

Wat is mise-en-scene
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 30 - Quiz

I. Mise-en-scene valt onder 'aspecten van het spel'
II. Handeling (gebruik van lichaam) valt onder 'aspecten van het spel'

Welke uitspraak is van toepassing
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 31 - Quiz

Hoe beschrijf je vormgeving van spel?
A
houding, mimiek, gebaren
B
houding, mimiek, intonatie, rekwisieten
C
lichaam, stem, speelstijl, mise-en-scene
D
lichaam, stem, decor, rekwisieten

Slide 32 - Quiz