Voegwoord

Voegwoorden
Paragraaf 10
2 thavo

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Items in this lesson

Voegwoorden
Paragraaf 10
2 thavo

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
herhaling samengestelde zinnen (par. 9)
nieuw woordsoort: voegwoorden (par 10)

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen



Je moet dus goed de zin in een andere tijd zetten.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de winkel.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 5 - Slide

Benoem de zinnen (hoofdzin/bijzin)
1. Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar dit was de grootste.

2. Rioolbuizen liggen vrij diep in de grond, want ze moeten een beetje aflopen.

3. Mensen lachen vooral omdat ze aardig willen doen tegen anderen.

4. Wetenschappers denken dat helium en waterstof uit de atmosfeer zijn verdwenen, doordat deze gassen erg licht zijn.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevenschikkende (ns) zinnen zijn, of onderschikkende (os) zinnen.

Slide 8 - Slide

Nevenschikking
verbindt:
*twee woorden: appels en peren
*twee woordgroepen:
leuke kinderen of vervelende kinderen
*Hoofdzin en hoofdzinnen




- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking verbindt:

- Hoofdzin + bijzin
- Bijzin + hoofdzin

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.
Een bijzin kan nooit zonder een hoofdzin!

Slide 9 - Slide

§10 Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 10 - Slide

Voegwoorden
1. Joris loopt altijd naar school, terwijl hij een elektrische fiets in de schuur heeft staan.

2. Omdat Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.

3. Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Groen = hoofdzin
Rood = bijzin

Terwijl, omdat en en zijn niet benoemd -> dit zijn voegwoorden.

Slide 11 - Slide

Nevenschikkende voegwoorden (ns.vw)
-> 2 hoofdzinnen


  • en
  • maar
  • want 
  • of
  • dus
Onderschikkende voegwoorden (os.vw)
-> hoofdzin/bijzin

  • aangezien
  • als
  • dat
  • doordat
  • terwijl
  • toen
  • omdat
  • of

Slide 12 - Slide

OF
Nevenschikkend: 
Ik ga naar de film   of    ik ga naar de bioscoop.

onderschikkend:
Ik weet niet   of   ik naar de film ga.

Slide 13 - Slide

De temperaturen in Rusland zijn in de winter extreem laag, maar in de zomer zijn ze extreem hoog.

Slide 14 - Open question

Men moet de huid niet verkopen, voordat de beer geschoten is.

Slide 15 - Open question

Daryl gaat op tijd naar bed, want hij moet morgen op.

Slide 16 - Open question

Als ik mijn diploma heb behaald, ga ik de opleiding criminologie doen.

Slide 17 - Open question

Toen we in Limburg op vakantie waren, hebben we de mergelgrotten bezocht.

Slide 18 - Open question

Aan de slag (A2)
§10 voegwoord (blz. 224)

Opdracht 1, 2, 3 + 5  


Slide 19 - Slide