Spelling 1

Spelling 1
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling 1

Slide 1 - Slide

HT: het trema
1. Je gebruikt een trema bij getallen: drieënveertig, tweeëndertig
2. Je gebruikt een trema als je het anders verkeerd leest: reünie, industriële
3. Je gebruikt een trema bij het meervoud van een ie of ee:
feeën, knieën, drieën

Let op 1: Ontstaat het woord uit twee woorden, dan een streepje: na-apen, zee-egel
Let op 2: Hoor je geen klemtoon op de "ie" dan schrijf je geen extra e: bacteriën, poriën, oliën


Slide 2 - Slide

Schrijf: 32

Slide 3 - Open question

Schrijf: 43

Slide 4 - Open question

Schrijf met trema:
egoistisch

Slide 5 - Open question

Schrijf met trema:
de pinguin

Slide 6 - Open question

Schrijf met trema:
discussieren

Slide 7 - Open question

Schrijf met trema:
naief

Slide 8 - Open question

Schrijf het meervoud van:
idee

Slide 9 - Open question

Schrijf het meervoud van:
theorie

Slide 10 - Open question

Schrijf het meervoud van:
fantasie

Slide 11 - Open question

Schrijf het meervoud van:
bacterie

Slide 12 - Open question

Schrijf het meervoud van:
porie

Slide 13 - Open question

Schrijf het meervoud van:
kolonie

Slide 14 - Open question

Schrijf het meervoud van:
melodie

Slide 15 - Open question

Zelfstandig werken
Maak blz. 29 van je werkboek. G mag je overslaan
Klaar? Spellingsmol (26*) en werkwoordpaard (39*)
Klaar? Grammaticaklussers (2* erbij)
Klaar? Junior Einstein weektaak
Klaar? TaalBlobs 
Klaar of 100%? 2 keer spellingoefenen werkwoorden alles aan

Slide 16 - Slide