2 havo-vwo à + lidwoord en voortzetsels bij landen- en stedennamen

à + lidwoord


Je vais au marché > ik ga naar de markt.
Je vais aux marchés > ik ga naar de markten.
Je vais en France 

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

à + lidwoord


Je vais au marché > ik ga naar de markt.
Je vais aux marchés > ik ga naar de markten.
Je vais en France 

Slide 1 - Slide

à + lidwoord
au, aux en en bestaan uit 2 delen:
au is een samentrekking van het Fr voorzetsel à en het lidwoord le >
à + le = au
 en is een samentrekking van het Fr voorzetsel à en het lidwoord la >
à + la = en
aux (meervoud) is een samentrekking van het Fr voorzetsel à  en het lidwoord les >
à + les = aux

Slide 2 - Slide

Vertaal in het Fr 'ik ga naar de show'
A
Je suis allé au défilé
B
Je suis allé à le défilé

Slide 3 - Quiz

Vertaal in het Fr 'ik ben naar het bos geweest'.
A
Je suis allé à les bois.
B
Je suis allé aux bois.

Slide 4 - Quiz

de + le = du
 Je fais du vélo (ik fiets)


de + les = des
Je fais des dessins (ik maak tekeningen)


Slide 5 - Slide

Vertaal in het Fr 'ik rij met de quad'.
A
Je fais du quad.
B
Je fais du le quad.

Slide 6 - Quiz

Vertaal in het Fr 'ik maak pannekoeken'
A
'Je fais de les crêpes'
B
'Je fais des crêpes'.

Slide 7 - Quiz

Het voorzetsel à en de lidwoorden la en l' trekken niet samen, net zo min als de + la of l'

de + la = de la
Exemple: je fais de la planche à voile (ik windsurf)

de + le = de l'
Exemple: je fais de l'aviation (ik vlieg)


Slide 8 - Slide

Het voorzetsel à en de lidwoorden la en l' trekken niet samen, net zo min als de + la of l'

à + la = à la
Je vais à la plage (ik ga naar het strand)

à + l' = à l'
Je vais à l'aéroport (ik ga naar het vliegveld)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

à of en
 We gebruiken à als het gaat om een ​​voertuig dat men instapt.
Je vais à vélo > ik ga op de fiets.
Je vais à moto > ik ga op de motorfiets. 

En  en als het gaat om een ​​voertuig binnenin. 
Je vais en voiture > ik ga met de auto.
Je vais en bateau > ik ga met de boot. 

Slide 11 - Slide

Vertaal in het Fr 'ik ga te paard'.
A
Je vais à cheval
B
Je vais en cheval

Slide 12 - Quiz

Vertaal in het Fr 'ik ga met het vliegtuig'.
A
Je vais à l'avion.
B
Je vais en avion.

Slide 13 - Quiz

Voorzetsels bij landen- en stedennamen

De landennamen kunnen vrouwelijk en mannelijk zijn.

Let op! vrouwelijk landennamen herken je omdat ze altijd op een - e eindigen en ook alle namen van werelddelen zijn vrouwelijk, ze eindigen allemaal op een - e: l'Europe, l'Afrique.

Slide 14 - Slide

Bij mannelijke landennamen gebruik je -au.
J'ai été au Portugal > ik ben in Portugal geweest.
Let op! mannelijke landennamen eindigen bijna nooit op een -e.

Bij vrouwelijke landennamen gebruik je -en.
Et nous allons en Italie > En wij gaan naar Italie.

Slide 15 - Slide

Voorzetsels bij landen
Bij meervoudige landennamen of gebruik je -aux.
Je suis resté(e) à les aux Pays-Bas > ik ben in NL gebleven.

Let op! En ook alle namen van werelddelen zijn vrouwelijk, ze eindigen allemaal op een - e: l'Europe, l'Afrique, etc. 
Dus, bij namen werelddelen gebruik je -en.
Je suis allé à la en Afrique = ik ben naar Afrika gewest.
Il est allé à les aux Etats-Unis = ik ben naar Verenigd Staten gegaan. 

Slide 16 - Slide

Bij meervoudige landennamen gebruik je -aux.
Je suis resté aux Pays-Bas > ik ben in NL gebleven.

Bij namen van steden en dorpen gebruik je -à
Valérie habite à New-York > Valérie woont in New-York.

Slide 17 - Slide

Vul het juiste voorzetsel in:
Tu vas ... Irlande
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 18 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:
J'habite ... Paris.
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:
Nous avons été ... Japon
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:
Il est resté ... Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video