Jong & Oud hoofdstuk 3 HAVO

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

HAVO - aanvullend aanbod

Hoofdstuk 3: Werken & belasting betalen 

Wat gaan we doen?

- Wat kunnen we verwachten? (10 min); 
- Uitleg (30 min); 
- Opdrachten maken in tweetallen (30 min); 
- Stelling (20 min); 
- Film (20 min);  
- Afsluiting (5 min).

HAVO stof behandeld 

- Jong & oud
- Vragers & aanbieders
- Markt & overheid 
- Europa
- Verdienen & uitgeven 

Leerdoelen

Je kunt uitleggen hoe inkomensverdeling genivelleerd en gedenivelleerd kan worden. 
Je kunt verschillende belastingstelsels onderscheiden en beschrijven.
Je kunt met behulp van het gemiddelde heffingstarief of belastingtatief bepalen welk belastingstelsel er moet worden toegepast. 
Je kunt de gevolgen omschrijven van verschillende soorten belastingstelsels voor de netto-inkomens. 

Wanneer is het GEEN goed idee om te gaan sparen? Probeer 'rente' en 'inflatie' te gebruiken in je antwoord.

Welke van de onderstaande situaties is GEEN voorbeeld van ruilen over de tijd?

1. Je betaalt maandelijks de kosten af van je mobiele telefoon
2. Je koopt met je maandsalaris een nieuwe wasmachine.
3. Je sluit een hypotheek af voor een woning.
4. Je koopt een auto op afbetaling.

Is je uiteindelijke schuld bij de bank een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?

1. Voorraadgrootheid
2. Stroomgrootheid

Hoofstuk 3: 

inkomstenbelasting

Inkomstenbelasting

Inkomstenbelasting

--> Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting (loonheffing) betalen. 

--> Dit moet je vooruitbetalen elke maand; 

--> Daarop moet je ieder jaar aangifte doen: teveel of te weinig betaald?

Tip! Je krijgt veel terug als jongeren met een bijbaantje. 

Box 1

Belasting over inkomen uit werk en eigen woning: 

• Loon uit arbeid & winst uit bedrijf;
• je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten);
• als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen (eigenwoningforfait).

     Belastbaar inkomen 

 

     Brutoloon

  + Bijtellingen

   - Aftrekposten

     --------------------------

     Belastbaar inkomen

eigenwoningforfait

auto van de zaak

b

hypotheekrente 

giften goede doelen

reiskosten woon-werkverkeer 

a

Julia heeft een belastbaar inkomen van €50.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen?

1. €24.750
2. €18.675

Mette heeft een belastbaar inkomen van €80.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen?

1. €29.880
2. €39.600
3. €31.276
4. €32.867

Mette heeft een belastbaar inkomen van €80.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen? 

uitwerking: ze kan de hele eerste schijf vullen: 

schijf 1: €68.508 x 0,3735 = €25.587,74

er blijft nog over voor schijf 2: 80.000 - 68.508 = €11.492

schijf 2: €11.492 x 0,4950 = €5.688,54

totaal aan belasting betalen: €25.587,74 + €5.688,54 = €31.276,28

Belasting  

     
    Brutoloon

  + Bijtellingen

   - Aftrekposten

     --------------------------

     Belastbaar inkomen --> uitrekenen met %   
   - Heffingskorting
      --------------------------
     Belasting die je moet betalen

eigenwoningforfait

auto van de zaak

b

hypotheekrente 

giften goede doelen

reiskosten woon-werkverkeer 

a

Gemiddelde heffingstarief

Inkomensheffing
-------------------------------------  x100%
Brutoloon

Nivellering en denivellering

Nivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding  kleiner.

Denivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding steeds groter.

Zorgt het Nederlandse belastingstelsel voor (de)nivellering?

Belastingtarieven

Kies uit: Progressief / Proportioneel (vlak) / Degressief

A

Proportioneel

B

Progressief

C

Degressief

Marginaal tarief

Jan verdient € 50.000

Petra verdient € 80.000

Wat is het marginaal tarief van Jan?

Wat is het marginaal tarief van Petra?

Marginaal tarief

Marginaal tarief van Jan is 36,93 %

Marginaal tarief van Petra is 49,5 %

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.

1. juist
2. onjuist

Welke van de volgende zijn alleen maar aftrekposten?

1. reiskosten en hypotheekrente
2. hypotheekrente en een auto van de zaak
3. loon en eigenwoningforfait
4. studiekosten en eigenwoningforfait

Wat is NIET waar?

1. Door aftrekposten wordt het belastbaar inkomen lager
2. Door een heffingskorting wordt het belastbaar inkomen lager
3. Door een heffingskorting wordt het belastingbedrag lager
4. Door een eigen-woning-forfait wordt het belastbaar inkomen hoger

Aan de slag

Wat?  - Maken 3.1 t/m 3.9

Hoelang? Tot ongeveer 13:50 

Hoe? In tweetallen aan de slag

Klaar? Nakijken hoofdstuk 3: bekijk ook wat je eventueel verkeerd hebt gedaan.

Probeer af te hebben? Hoofdstuk 3 (3.1 t/m 3.9) af. 

Erfbelasting is oneerlijk

Helemaal eens

eens

Oneens

Helemaal oneens

npo.nl

Afsluiting

Leerdoelen: 
- Je kunt uitleggen hoe inkomensverdeling genivelleerd en gedenivelleerd kan worden. 

- Je kunt verschillende belastingstelsels onderscheiden en beschrijven.

- Je kunt met behulp van het gemiddelde heffingstarief of belastingtatief bepalen welk belastingstelsel er moet worden toegepast. 

- Je kunt de gevolgen omschrijven van verschillende soorten belastingstelsels voor de netto-inkomens. 

Volgende les: 
Hoofdstuk 2 is af & uitleg van hoofdstuk 3.