Dit betekende:
Afschaffing van de standensamenleving. Adel, boer en geestelijken moesten nu gelijk zijn.
Waar vroeger de koning meer mocht dan de boer; vond men dat er 1 wet moest komen die voor iedereen gold: de grondwet.
Waar de koning en adel alles bepaalden; ging men nu vinden dat het gewone volk de beslissingen mocht maken. Dit noemen we democratie.