This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
00:00
Petit film la famille
Let goed op over welk familielid het gaat
In welke ruimte ze zijn
Hoe de mensen heten
Wie doet wat?
Slide 2 - Slide
00:19
Wat denk je dat 'la cuisine' betekent?
Slide 3 - Open question
00:35
Qui n'est pas là?
Slide 4 - Open question
01:09
Tout le monde est dans ....
Slide 5 - Open question
01:19
Il s'appelle comment, le petit frère?
Slide 6 - Open question
01:44
Qui chante à l'opéra?
Slide 7 - Open question
parler - woordkaartjes, tellen
les devoirs
grammaire2: het bezittelijk vnw
Le but: à la fin de ce cours:
heb ik geoefend met spreken in het Frans en de getallen
heb ik geoefend met de bezittelijke voornaamwoorden in het Frans
Slide 8 - Slide
woordkaartjes unité 1
1e gedeelte MO
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Les devoirs - het huiswerk
Leren apprendre 2 (FN) en 1 (NF) (blz 68 en 69)
Afmaken exercice 17 blz 62
Bestuderen: apprendre 5 (blz 69)
Slide 11 - Slide
Overhoren woordjes
iedereen opstaan
Ik zeg een Frans woord, weet je het , steek je vinger op
Woord goed, ga zitten
Hoelang duurt het voordat iedereen zit?
Compétition B1B - B1C - B1D
Slide 12 - Slide
B1B - Instruction exercice 17
Quoi: ex. 17 à l'écrit
Le but: Kunnen opschrijven hoe iemand heet, hoe oud hij is, waar hij woont (ook de straat), in welke klas en wie zijn beste vriend is
Comment: Kies twee andere personen uit ex. 17 en maak het tekstje na dat ik op het bord heb voorgedaan. Let heel goed op: is het mannelijk of vrouwelijk (il of elle? son of sa?)
Combien de temps: 5 minuten (de rest maak je thuis af)
Slide 13 - Slide
Exercice 17 - voorbeelduitwerking
Foto 1
C’est Adam. Il a douze ans. Il habite quinze, Place de l’Église à Calais. Il est en cinquième C. Son meilleur ami s’appelle Arthur.
Foto 2
C’est Inès. Elle a treize ans. Elle habite dix, Boulevard Saint-Jacques à Paris. Elle est en cinquième A. Sa meilleure amie s’appelle Lily.
Slide 14 - Slide
Rangtelwoorden in het Frans
premier
deuxième
troisième
quatrième
cinqième
sixième
1e
2e
3e etc.
getal + ième
behalve bij 1
Slide 15 - Slide
Les devoirs - het huiswerk
Bestuderen: apprendre 5 (blz 69)
Difficile? Ou facile?
Moeilijk? Of gemakkelijk?
Slide 16 - Slide
uitleg bezittelijk vnw
- eerst in het Frans
- daarna uitgebreide uitleg in het Nederlands
- keuze uit zelfstandig maken oefeningen / samen met mij
Slide 17 - Slide
Paul
Gérard
Marie
Luc
Sophie
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
thiememeulenhoff.bbvms.com
Slide 26 - Link
Keuze
16c en 16 d blz 59 en 60
eerst samen eerste zin maken elke exercice
Zelf maken of samen met mij?
Klaar? Maak exercice 20 blz 63 en exercice 25 blz 65
Slide 27 - Slide
Les devoirs
16 c en 16d afmaken
Leren apprendre 4 (FN)
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
les devoirs
parler, werkwoord avoir
écouter
Le but: à la fin de ce cours:
kan ik het bezittelijk vnw goed toepassen in het Frans
heb ik geoefend met luisteren en spreken - vaardigheden voor mijn mondeling
kan ik beter tellen tot 20
Slide 30 - Slide
Paul
Gérard
Marie
Luc
Sophie
Slide 31 - Slide
Les devoirs
nakijken exercice 16c en 16d blz 59/60
Slide 32 - Slide
Exercice 16C - 1
a v ma
b m ton
c mv tes
d m son
e mv ses
Slide 33 - Slide
Exercice 16C - 2
a Mijn moeder heet Laura.
b Woont jouw oom in Parijs?
c Waar zijn jouw grootouders?
d Boris houdt van zijn hond.
e Daar is Eva met haar vrienden.
Slide 34 - Slide
Exercice 16C - 3
samen dooremen
Slide 35 - Slide
Exercice 16D
mon
ton
son
ma
ta
sa
mes
tes
ses
Slide 36 - Slide
Les devoirs
Leren apprendre 4 (FN) - dictee
Slide 37 - Slide
Dictee
Mes parents sont divorcés
Je suis fils unique
C'est le copain de ma soeur
Il est seul
L'anniversaire de mon frère est demain
Slide 38 - Slide
être
je suis
tu es
il/elle est
etc.
avoir
j'ai
tu as
il/elle a
etc.
&
Slide 39 - Slide
être
je suis
tu es
il/elle est
etc.
avoir
j'ai
tu as
il/elle a
etc.
&
Tu as quel âge? J'ai ... ans
Slide 40 - Slide
J' (ik heb)
Tu (jij hebt)
Il, elle (hij/zij heeft)
Ton frère (Jouw broer heeft)
ai
as
a
a
ont
avons
avez
Slide 41 - Drag question
frère (jouw broer)
soeur (jouw zus)
frères et soeurs (jouw broers en zussen)
ton
ta
tes
mon
ma
mes
Slide 42 - Drag question
MO
Tu as des frères ou des soeurs?
Oui, j'ai ... frère(s) (et) ... soeur(s)
Non, je suis ............
Slide 43 - Slide
Welke klanken kennen we nu al?
Nieuw:
an - Jean; grand
en - enfant; parent
in - cousin; Tintin
on - garçon; bonjour
e - le ; de ; me
é - bébé
è - père, frère
ê - fête
ai - j'ai
au - au revoir; chaud
oeu - soeur, manoeuvre
oi - froid, moi
ou - où, bonjour
Slide 44 - Slide
Tu as quel âge?
Bonjour, ça va?
Comment tu t'appelles?
Tu habites où?
Tu as un frère ou une soeur?
Tu habites chez tes grands-parents?
Au revoir!
Slide 45 - Slide
J'ai douze ans
"Ça va bien
Je m'appelle Roos
J'habite à Delft
Oui, j'ai un frère/une soeur.
À plus!
Slide 46 - Slide
Slide 47 - Video
de cavia - le cochon d'inde
Slide 48 - Slide
Exercice 19
Tu as un animal? Il a quel âge?
un animal domestique
un chat - un chien - un hamster - un poisson - un souris - un lapin - une tortue