Een stuiterbal stuitert op de grond, de stuiterbal vervormt ...
Je trapt een leeg blikje drinken plat, het blikje vervormt ...
Een auto botst tegen een boom, de auto vervormt ...
Je maakt een beeld van klei, de klei vervromt ...
Je schiet een elastiekje weg, het elastiek vervormt ...
Een drinkglas valt op de grond kapot, het glas vervormt ...