K2 - Grammatik A

K2 - Grammatik A
Modalverben
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

K2 - Grammatik A
Modalverben

Slide 1 - Slide

Lernziel dieser Stunde
  • Du weißt welche Modalverben es im Deutschen gibt und kannst sie ins Niederländische übersetzen.
  • Du kennst die Konjugation der Modalverben und kannst diese richtig anwenden. 

Slide 2 - Slide

Huh? Wie?

Slide 3 - Slide

Modalverben + wissen und möchten
dürfen = mogen (toestemming hebben)
können = kunnen (bekwaamheid, mogelijkheid)
mögen = houden van, lusten, lekker vinden, mogen (aardig vinden)
müssen = moeten (van jezelf, noodzaak, plicht)
sollen = moeten (verzoek/opdracht van een ander, twijfel, fatsoen)
wollen = willen (wil van jezelf)
wissen = weten
möchten = graag willen (beleefdheidsvorm) 

Slide 4 - Slide


Präsens der Modalverben + wissen und möchten

Slide 5 - Slide


Präteritum der Modalverben + wissen und möchten

Slide 6 - Slide

Übung macht den Meister!

Slide 7 - Slide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 8 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
durfte
C
durften
D
durftet

Slide 9 - Quiz

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 10 - Quiz

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 11 - Quiz

Stefan... (wollen)

Slide 12 - Open question

können: ihr

Slide 13 - Open question

Gibt es noch Fragen?

Slide 14 - Slide