1mh1: dinsdag start H3 taalverzorging

1MH1 - dinsdag
Ga rustig zitten & leg je leesboek vast op tafel. 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

1MH1 - dinsdag
Ga rustig zitten & leg je leesboek vast op tafel. 

Slide 1 - Slide

Planning
1. 10 minuten in stilte lezen
2. Start H3 taalverzorging
3. Klassikale opdracht
4. Aan de slag!
pauze
5. film

Slide 2 - Slide

Schrijf de meervoudsvormen op
1. spelletje
2. baby
3. laars
4. injectie
5. café
6. taxi

Slide 3 - Slide

Antwoorden
1. spelletje         -spelletjes
2. baby                -baby's
3. laars                 -laarzen
4. injectie           -injecties
5. café                  -cafés
6. taxi                    -taxi's

Slide 4 - Slide

De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en of -s:

feest → feesten, les → lessen, tafel → tafels, computer → computers.

Slide 5 - Slide

Meervoud met -en
  • Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten:deur → deuren, kaars → kaarsen, lamp → lampen. 
  • Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen:trap → trappen, brugklas → brugklassen, hagedis → hagedissen.
  • Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen: aap → apen, potlood → potloden, klasgenoot → klasgenoten.

Slide 6 - Slide

Meervoud met -en
  • Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-:
schaaf → schaven, kloof → kloven, golf → golven.
  • Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z-:
huis → huizen, glas → glazen, vaas → vazen.

Slide 7 - Slide

Meervoud met -s
  • Vaak hoef je alleen maar -s achter het woord te zetten:
wagen → wagens, reclame → reclames.
  • Soms moet je een apostrof (’) voor de -s schrijven. Dat doe je bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y:
oma → oma’s, radio → radio’s, sudoku → sudoku’s, mini → mini’s.
  • Bij afkortingen maak je het meervoud ook met apostrof -s (’s):
tv’s, dvd’s.

Slide 8 - Slide

Opdracht 1 maken
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Antwoorden opdracht 1

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
WAT: Opdracht 2+3

HOE: Alleen/samenwerken, zachtjes

HULP: buurman/buurvrouw, ik loop rond

KLAAR: kruiswoordpuzzel / lezen in je leesboek

Slide 11 - Slide

Kerstkaarten maken
Hoe begin je? 
Hoe spreek je een onbekende vrouw/man aan? 

Slide 12 - Slide