Herhaling taalverzorging 1

Herhaling taalverzorging 1

  • Aan het einde van de les heb je de stof herhaald van de vorige lessen. 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling taalverzorging 1

  • Aan het einde van de les heb je de stof herhaald van de vorige lessen. 

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord
  • mens, dier, plant of ding. 
- kind 
- hond 
- lamp
- tulp 

Slide 2 - Slide

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord
A
tas
B
tafel
C
eend
D
de

Slide 3 - Quiz

Lidwoord 
  • De 
- zelfstandige naamwoorden in het meervoud.
  • Het 
- verkleinwoorden
  • Een  

Slide 4 - Slide

Welk woord in deze zin is het lidwoord?

Ik heb het boek gelezen.
A
Ik
B
boek
C
het
D
gelezen

Slide 5 - Quiz

Meervoud
  • De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Je maakt het meervoud door -(e)n, -s of -eren achter het woord te zetten
- boek > boeken
- vakantie > vakanties 
- kind > kinderen 

Slide 6 - Slide

  • Bij sommige woorden moet je een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten. 
- Boom > bomen 
  • In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud. 
- stad > steden 

Slide 7 - Slide

  • Woorden die eindigen op a, i, o, u of y krijgen in het meervoud een 's
- oma > oma's
- hobby > hobby's
- ski > ski's

Slide 8 - Slide

  • Bij woorden die eindigen op -s moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen naar een -z. 
- huis > huizen 
  • Woorden die eindigen op -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen naar een -v. 
- erf > erven 

Slide 9 - Slide

Heeft het woord: rommel
een meervoudsvorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van:
stad
A
steden
B
stadden
C
staaden
D
statten

Slide 11 - Quiz

Verkleinwoorden
  • Maak je door -je achter het woord te zetten, 
  • Soms zet je -tje, -pje of -etje achter een woord. 
  • Verdubbel de klinker aan het einde van het woord. 
  • (auto + o + tje) 
  • Bij woorden met -ing verander je de -g naar een -k)
  • (koning - g + kje) 

Slide 12 - Slide

Verkleinwoorden
Regel 1: p, t, k, d, s & f            - je (tas + je) 
Regel 2: m, n, ng & l              - etje (pen + n -etje)
           Let op: dubbele medeklinker 
Regel 3:  lange klank + m, rm & lm              (boom + pje) 
Regel 4: ing              (ketting -g + kje)
           Let op: vervang de -g voor een -k 
Regel 5: lange klank en/of  l, n & r             medeklinker + tje  (opa + a + tje)
                                                                                                                         (kanaal + tje) 

Slide 13 - Slide

Wat is het verkleinwoord van:
taart
A
taartetje
B
taartje
C
taartpje

Slide 14 - Quiz

Lidwoord
Zelfstandig
naamwoord
Lidwoord
Meervoud 
zelfstandig 
naamwoord
Lidwoord

Verkleinwoord
zelfstandig
naamwoord

Slide 15 - Slide

Herhaling taalverzorging 1

  • Aan het einde van de les heb je de stof herhaald van de vorige lessen. 

Slide 16 - Slide