3.4 - Kookpunt en smeltpunt

§3.4 - Kookpunt en smeltpunt
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§3.4 - Kookpunt en smeltpunt

Slide 1 - Slide

Planning periode 3 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Uitleg over paragraaf 3.4
  2. Proef 3
  3. Opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen/bevriezen
Condenseren
Sublimeren
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof

Slide 4 - Drag question

Met welke letter staat de gasregel-knop aangegeven?
A
Letter A
B
Letter B
C
Letter C

Slide 5 - Quiz

Hoe noemt men onderdeel C?
A
De gasknop
B
De brander
C
De luchtpijp
D
De schoorsteen

Slide 6 - Quiz

Welke kleur heeft de pauzevlam?
A
Kleurloos
B
Blauw
C
Geel
D
Rood

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Samenvatting: 3.4 Kookpunt en smeltpunt
Het kookpunt = stofeigenschap
  • Als de temperatuur 100 graden is geworden, bereiken ze wel het water-oppervlak, ze barsten open: koken.
  • Koken is verdamping van water door de hele vloeistof.
  • Zolang het water aan het koken is blijft de temperatuur 100, we noemen dat het kookpunt.

Slide 10 - Slide

Samenvatting: 3.4 Kookpunt en smeltpunt
Het smelt-/vries-/stolpunt = stofeigenschap
  • De temperatuur van 0 oC noem je het smeltpunt van ijs of het vriespunt van water.
  • Zolang het ijs aan het smelten is of het water aan het bevriezen is blijft de temperatuur 0 oC.

Slide 11 - Slide

Bij hoeveel graden gaat water koken?
A
90 °C
B
100 m
C
101 °C
D
100 °C

Slide 12 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water toe.
B
Als water kookt, dan blijft de temperatuur van het water gelijk.
C
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water af.

Slide 13 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
De bellen in kokend water bestaan uit waterdamp.
B
De bellen in kokend water bestaan uit lucht.
C
De bellen in kokend water bestaan uit nevel.

Slide 14 - Quiz

Een pannetje water staat te koken. Wat is de temperatuur van de waterdamp?

A
0 °C
B
20 °C
C
80 °C
D
100 °C

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

In welke fase bevindt butaan van 10 °C zich?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Fase-overgang

Slide 17 - Quiz

In welke fase bevindt stikstof van -198 °C zich?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Fase-overgang

Slide 18 - Quiz

In welke fase bevindt goud van 800 °C zich?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Fase-overgang

Slide 19 - Quiz

In welke fase bevindt propaan van -42 °C zich?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Fase-overgang

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Uitvoeren proef 3 

Klaar?
Huiswerk voor vrijdag is  paragraaf 3.4 en dan opdracht 1 t/m 6


timer
15:00

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Vrijdag 24 januari '25
  • Paragraaf 3.4 opdracht 1 t/m 6

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Samenvatting: 3.4 Kookpunt en smeltpunt
Het vriespunt verlagen
  • Om het vriespunt van water te verlagen kun je een geschikte stof toevoegen, bijvoorbeeld zout of antivries.
  • Hoe meer zout of antivries, des te lager het vriespunt.
  • Het kookpunt van water kun je verhogen met zout/antivries.

Slide 24 - Slide

Bouillon is zout: in een liter soep zit ongeveer 15 g zout. Het water uit de kraan is zoet: het bevat (bijna) geen zout.
Welke uitspraak is juist?
A
Soep bevriest bij een hogere temperatuur dan water.
B
Soep bevriest bij dezelfde temperatuur dan water.
C
Soep bevriest bij een lagere temperatuur dan water.

Slide 25 - Quiz

Huiswerk
Woensdag 28 januari '25
  • Paragraaf 3.4 opdracht 1 t/m 13

Slide 26 - Slide