samenvatting Unit 3
Going to
van plan zijn, gaat zeker gebeuren
be + going to + hele werkwoord
- (to cook)
I am going to cook.
- Peter is going to cook.
- They are going to cook.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 15 slides, with text slides.
Items in this lesson
Going to
van plan zijn, gaat zeker gebeuren
be + going to + hele werkwoord
- (to cook)
I am going to cook.
- Peter is going to cook.
- They are going to cook.
Slide 1 - Slide
To be going to (+)
Slide 2 - Slide
To be going to (-)
Slide 3 - Slide
(?)To be going to
Slide 4 - Slide
Wat zijn trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking gebruik je om 2 of meer dingen met elkaar te vergelijken.
Je gebruikt hierbij bijvoeglijke naamwoorden
v.b.
Mijn zus is ouder dan jouw zus.
Dit is het beste boek dat ik ook heb gelezen.
Slide 5 - Slide
-er / -est (regel 1)
Bij bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep plak je -er of -est er achter:
big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest
easy-easier than- the easiest
Slide 6 - Slide
as ... as
Als je wilt zeggen dat 2 dingen (bijna) hetzelfde zijn dan gebruik je as bijvoeglijk naamwoord as (net zo ... als)
You're as tall as my brother.
She is as old as her cousin.
Your girlfriend is almost as pretty as mine.
Slide 7 - Slide
(as) fast (as)
(net zo) snel (als)
faster than
sneller dan
the fastest
de /het snelst(e)
easy
easier
easiest
funny
funnier
funniest
Slide 8 - Slide
much/many
more (than)
(the) most
Slide 9 - Slide
more / most
Bij bijvoeglijke naamwoorden van twee of meer lettergrepen zet je more of most ervoor
beau|ti|ful / more beautiful than / the most beautiful
in|te|res|ting / more interesting than / the most interesting
stun|ning / more stunning than / the most stunning
Slide 10 - Slide
(as) beautiful(as)
(net zo) mooi(als)
more beautiful than
mooier dan
the most beautiful
de /het mooist
Slide 11 - Slide
Basisregel: enkelvoud +s
Slide 12 - Slide
Sommige woorden hebben een onregelmatig meervoud. Leer ze uit je hoofd!
woman - women
child - children
tooth - teeth
foot - feet
goose - geese
mouse - mice
fish - fish
Slide 13 - Slide
- me = mij/me
- you = je/jouw/u
- him = hem
- her = haar
- it = het
- us = ons
- you = jullie
- them = ze/hen
