WK 06 1HM1 FR online

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bonjour! Salut! Comment ça va?
Qu'est-ce qu'on va apprendre aujourd'hui?
- on répète
- on va répondre aux questions
et faire les exercices
- la conclusion
- les devoirs
Bon travail!

Slide 2 - Slide

Comment tu trouves la neige? Wat vind je van de sneeuw? 'Je trouve que c'est amusant / super / nulle ?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Quelle est la date d'aujourd'hui?
Wat is de datum van vandaag?

Slide 5 - Open question

Vrai ou faux?
De 'è' in het Frans spreek je uit als:
[eeee].
A
vrai
B
faux

Slide 6 - Quiz

De uitspraak van è en é
De é spreek je uit als [ee] zoals in het woord zee.
numéro
, école , déteste , sérieux 

De è spreek je uit als [e] zoals in het woord gek.

après-midi, collège, cinquième,  matière 


Slide 7 - Slide

Écoute les phrases et répète:
Je suis en cinquième au collège Hervé.

Mon prof de géographie est génial.

L’après-midi, j’ai maths.

Elle préfère les langues comme le néerlandais.

Slide 8 - Slide

Quelle heure est-il? Hoe laat is het?
15h15. 'Il est ....' Schrijf de getallen voluit.

Slide 9 - Open question

Tu es en quelle classe?
A
Je suis en cinquième
B
À dix heures
C
Le mardi, j'ai l'histoire
D
Il est neuf heures et demie

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: 'Tu es'?
A
Jij hebt
B
Ik heb
C
Jij bent
D
Ik ben

Slide 11 - Quiz

être = zijn
Het werkwoord zijn is in het Frans être. Dit werkwoord is onregelmatig, net als het werkwoord avoir.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Welke combinatie klopt niet?
A
Tu sont
B
Je suis
C
Il est
D
Nous sommes

Slide 14 - Quiz

Welke vervoeging hoort op de stippeltjes?
'C'................ génial!'
A
est
B
et
C
es
D
sept

Slide 15 - Quiz

Bien fait!

Slide 16 - Slide

La conclusion
- De letter 'è' spreek je uit als [e]
- De letter 'é' spreek je uit als [eee]
-Het werkwoord 'être' is onregelmatig en betekent 'zijn'.
- De vervoegingen van être in de présent (tegenwoordige tijd) moet je uit je hoofd leren.

Slide 17 - Slide

Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui?
Wat heb je vandaag geleerd? Noem 1.

Slide 18 - Open question

Comment tu as trouvé la leçon d'aujourd'hui?

très difficile / difficile / ça va / facile / très facile
0100

Slide 19 - Poll

Au travail
Maak de opdrachten van de weektaak!
Bon travail et à bientôt!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide