Bezittelijk naamwoord

Donnerstag 15. Februar
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Donnerstag 15. Februar

Slide 1 - Slide

Vertaal: dat is mijn boek.

Slide 2 - Open question

Dat is haar school.

Slide 3 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord 
Doel:
- Ik weet wat een bezittelijk voornaamwoord is.
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits benoemen    
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits toepassen

Slide 4 - Slide

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 5 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
geeft de naamval aan
B
geeft aan van wie iets is.
C
zelfde als een zelfstandig naamwoord.
D
geeft aan hoe laat het is

Slide 6 - Quiz

1

Slide 7 - Video

Let op: bij die-woorden en meervoud krijg je een extra -e

Slide 8 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 9 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 10 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 11 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 12 - Quiz

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 13 - Open question

Welke Duitse bezittelijk voornaamwoorden ken je?

Slide 14 - Mind map

Bezittelijk voornaamwoord

In de volgende dia's ga je lezen/leren over het 
Duits bezittelijk voornaamwoord.
Lees en bestudeer het goed, want je gaat 
er daarna mee oefenen. Je moet daarvoor ook de geslachtsregels kennen zoals we die in de les 
hebben besproken.

Slide 15 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 16 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Slide

Was gehört zusammen?
mijn
jouw
zijn
haar
onze
jullie
hun
uw
mein, meine
dein, deine
sein, seine
ihr, ihre
unser, unsere
euer, eure
ihr, ihre
Ihr, Ihre

Slide 18 - Drag question

(mijn) Zeitung
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine

Slide 19 - Quiz

(haar) Hahn
A
sein
B
seine
C
ihr
D
ihre

Slide 20 - Quiz

(onze) Cousin
A
unser
B
unsere
C
euer
D
eure

Slide 21 - Quiz

(uw) Großeltern
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 22 - Quiz

(jouw) Eselein
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine

Slide 23 - Quiz

Ende! Gut gemacht! :)

Slide 24 - Slide

Was nun?
Mache die Aufgaben 11, 12 und 13 auf Seiten 101 und 102.

Fertig?
      Mache Aufgaben 1, 2 und 3 von Lektion 3 Seiten 103 und 104.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide