Lezen H5 Functiewoorden

Welkom 3Hb! Leg je laptop op tafel!
Lezen H5 en H6
Functiewoorden

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom 3Hb! Leg je laptop op tafel!
Lezen H5 en H6
Functiewoorden

Slide 1 - Slide

Noteer het argument: Ik kan niet goed tegen spanning, dus doe ik liever geen eindexamen.

Slide 2 - Open question

Is het argument een waarderende uitspraak of een feitelijke uitspraak?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 3 - Quiz

Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.

Slide 4 - Slide

Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie
- inleiding: ...
- slot: ...

Slide 5 - Slide

Welke functie kan een inleiding hebben?

Slide 6 - Mind map

Een inleiding heeft twee functies:

1. De aandacht van de lezer trekken, hem motiveren de hele tekst te gaan lezen.
2. Het onderwerp van de tekst introduceren.

Slide 7 - Slide

Dit kan op verschillende manieren:
1. Het onderwerp aankondigen.
2. Een kort grappig of bijzonder verhaaltje vertellen (anekdote).
3. Een of meer vragen stellen.
4. De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.

Slide 8 - Slide

Welke functie kan een slot hebben?

Slide 9 - Mind map

Een slot kan de volgende functies hebben:
Een samenvatting geven
Een conclusie geven
Een oproep doen
Een advies geven
Een afweging maken

Slide 10 - Slide

Functiewoorden
  • Elke alinea heeft een functie
    inleiding: onderwerp introduceren, standpunt noemen, etc.
    slot: conclusie, samenvatting, advies, etc.

  • Herkenbaar aan signaalwoord: daarentegen, daarnaast, etc. 

Slide 11 - Slide

Functiewoorden
  • Vaak voorkomende functiewoorden:
  • aanbeveling
  • probleemstelling
  • tegenwerping
  • uitwerking
  • verklaring
  • weerlegging

Slide 12 - Slide

Functiewoorden
  • Vaak voorkomende functiewoorden:
  • aanbeveling: advies/goede raad
  • probleemstelling: probleem omschrijven
  • tegenwerping: reactie op een mening/stelling
  • uitwerking: extra informatie over een (deel)onderwerp
  • verklaring: uitleg waarom iets zo is
  • weerlegging: ontkrachting argumentatie

Slide 13 - Slide

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 14 - Quiz

Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 15 - Quiz

Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Elke alinea een functie 1
In een tekst heeft elke alinea een functie. Die hangt meestal niet als tussenkopje boven die alinea. Al lezend herken je de functie aan de woorden en zinnen.

Slide 18 - Slide

Functiewoorden
Een tekstgedeelte (één of meer alinea's) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord als: 
aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring. 

Soms kun je zo'n functie herkennen aan een signaalwoord, zoals 'dus' bij een conclusie of 'zo' bij een voorbeeld. Er zijn nog heel veel meer functiewoorden.

Let op! Soms worden functiewoorden verward met signaalwoorden. Signaalwoorden geven verbanden aan en worden letterlijk in de tekst genoemd; functiewoorden (meestal) niet!

Slide 19 - Slide

Signaalwoorden en functiewoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding tussen alinea's.

Een functiewoord geeft de functie van een tekstdeel aan.

Slide 20 - Slide

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Constatering
C
Probleemstelling
D
Uitwerking

Slide 21 - Quiz

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanleiding
B
Uitwerking
C
Verklaring
D
Constatering

Slide 22 - Quiz

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Probleemstelling
D
Uitwerking

Slide 23 - Quiz

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling

Slide 24 - Quiz

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 25 - Quiz

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 26 - Quiz


Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 27 - Quiz

Welke functie
heeft deze tekst?
A
afweging
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 28 - Quiz

Welke functie
heeft deze tekst?
A
afweging
B
anekdote
C
definitie
D
nuancering

Slide 29 - Quiz

Welke functie
heeft deze tekst?
A
anekdote
B
definitie
C
nuancering
D
tegenwerping

Slide 30 - Quiz

Functiewoorden. Wat is een nuancering?
timer
0:15
A
Geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt iets af
B
Legt uit waarom iemand iets doet of vindt
C
doet een uitspraak die logisch voortvloeit uit eerder gevolgde redeneringen
D
stemt met iets in, als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan

Slide 31 - Quiz

Wat is een tussenkopje?
A
De titel van de tekst
B
De kernzin van een alinea
C
Het belangrijkste woord
D
Een titel boven een tekstgedeelte

Slide 32 - Quiz

Tussenkopjes
  • Een tussenkopje de kortste samenvatting van de tekst die eronder volgt.
  • Zoek de kernzin van een alinea
  • Zoek daarin het belangrijkste woord
  • Dat is het beste woord voor je tussenkopje

Slide 33 - Slide

Als je mij vijf euro geeft, dan wil ik je huiswerk wel maken.
A
voorwaardelijk verband
B
vergelijkend verband
C
redengevend verband
D
toegevend verband

Slide 34 - Quiz

Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
A
opsommend verband
B
doel-middel verband
C
redengevend verband
D
tegenstellend verband

Slide 35 - Quiz

Ik heb besloten om beter mijn best te gaan doen, omdat ik anders niet over ga.
A
oorzakelijk verband
B
vergelijkend verband
C
redengevend verband
D
tegenstellend verband

Slide 36 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 37 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 38 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 39 - Quiz

Ik ben klaar voor de toets!
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet
D
No comment :)

Slide 40 - Quiz