IJsbr Hfdst 3.1

IJsbreker
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

IJsbreker

Slide 1 - Slide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 2 - Slide

Dit hoofdstuk gaat over: de weg wijzen, de maanden, de seizoenen en het weer.
Hoofdstuk 3       Waar ga je naartoe?

Slide 3 - Slide

Waar is ......?
Waar is de bakker?

Weet je waar ....... is?
Weet je waar de bakker is?

Ben je bekend in Gouda?
Welke straten weet je?
Hoofdstuk 3     les 1

Slide 4 - Slide

Ik zoek het station.
Ik vraag:
A
Wat is het station?
B
Waar is het station?
C
Hoe is het station?
D
Wie is het station?

Slide 5 - Quiz

Ik wil naar de markt.
A
Weet u waar de markt is?
B
Weg naar markt?
C
Zoek markt.

Slide 6 - Quiz

Ik zoek het sportveld.
A
Weet u waar het sportveld is?
B
Kunt u mij vertellen waar het sportveld is?
C
Weet u waar de gymzaal is?
D
Waar is sport?

Slide 7 - Quiz

De weg wijzen

Je gaat hier linksaf.
Je gaat eerst rechtsaf.
Je gaat rechtdoor.
Naar links of naar rechts.
Hoofdstuk 3     les 1

Slide 8 - Slide


A
Je moet hier naar links.
B
Je moet hier naar rechts.
C
Je moet hier rechtdoor.
D
Je mag kiezen.

Slide 9 - Quiz


A
Je moet hier naar links.
B
Je moet hier naar rechts.
C
Je moet hier rechtdoor.
D
Je mag kiezen.

Slide 10 - Quiz


A
Je moet hier naar links.
B
Je moet hier naar rechts.
C
Je moet hier rechtdoor.
D
Je mag kiezen.

Slide 11 - Quiz


A
Je moet hier naar links.
B
Je moet hier naar rechts.
C
Je mag niet naar links.
D
Je mag niet naar rechts.

Slide 12 - Quiz

Je wijst de weg.

Hoe kom ik bij de aula?

Waar is ...?
Waar mag ik....?
Weet u waar ...?
Hoofdstuk 3       les 1

Slide 13 - Slide

Waar is de school?
A
B
C

Slide 14 - Quiz

Wat doe je binnen?
Wat doe je buiten?

helpen

houden van

de krant rondbrengen         


Hoofdstuk 3       les 2

Slide 15 - Slide


A
helpen
B
houden van
C
de krant rondbrengen
D
spelen

Slide 16 - Quiz


A
duwen
B
helpen
C
trekken

Slide 17 - Quiz


A
aantrekken
B
slaan
C
duwen
D
houden van

Slide 18 - Quiz

binnen
buiten
koken
voetballen
tv kijken
slapen
wandelen
fietsen
douchen

Slide 19 - Drag question

het ijs

de zomer

het strand

de zee
Hoofdstuk 3       les 2

Slide 20 - Slide

Ik koop een ijsje.
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Hij en zij (ze)

Hij woont in Den Haag.

Ze woont in Den Haag.

Hoofdstuk 3       les 2

Slide 22 - Slide

Dictee:

Pak een blaadje.
Schrijf duidelijk.
Let op je spelling.
Hoofdstuk 3       les 2

Slide 23 - Slide

buiten
het ijs
de jongen
de krant
het meisje
de ochtend
het strand
de vriendin
Hoofdstuk 3       les 2

Slide 24 - Slide

Zinnen maken:

Ik woon in Den Haag.
Hij woont in Nederland.
Zij woont in Delft.
Wij wonen in Rijswijk.
Zij wonen in Europa.
Hoofdstuk 3       les 2

Slide 25 - Slide

maken bladzijde 63, 64, 65, 66
Hoofdstuk 3       les 2

Slide 26 - Slide

Zinnen maken met wonen, werken, houden, helpen

Ik 
Hij 
Zij 
Wij 
Zij 
Hoofdstuk 3       les 2

Slide 27 - Slide

Waar ga je naartoe?
A
Ik huis.
B
Ik naar huis gaan.
C
Ik ga naar huis.
D
Ik naar huis toe.

Slide 28 - Quiz

Bij de bushalte

Op de fiets


Waar ga je naartoe?    Ik ga naar ......
Waar ga je heen?

Hoofdstuk 3       les 3

Slide 29 - Slide

Waar ga jij vanavond naartoe?

Slide 30 - Mind map

Hoofdstuk 3       les 3
Waar ga je naartoe?
Ik ga naar .......

Waar ga je heen?

Waar ga je morgen heen?
Ik ga naar ........

Slide 31 - Slide

Het weer

Het is warm.                               Het regent.
De zon schijnt.                                 
                                                       Het is koud.
Het waait.
                                                       Het sneeuwt.
Hoofdstuk 3       les 3

Slide 32 - Slide

Ik word nat en ik heb het koud.
A
De zon schijnt.
B
Het is bewolkt.
C
Het waait.
D
Het regent.

Slide 33 - Quiz

Ik heb het warm.
A
De zon schijnt.
B
Het is bewolkt.
C
Het waait.
D
Het regent.

Slide 34 - Quiz

Er is veel wind.
A
De zon schijnt.
B
Het is bewolkt.
C
Het waait.
D
Het regent.

Slide 35 - Quiz

Zijn en haar

Ali geeft de pen aan zijn zus.

Sidra geeft de pen aan haar broer.
Hoofdstuk 3       les 3

Slide 36 - Slide

Rayna heeft een pen.
A
Het is zijn pen.
B
Het is haar pen.

Slide 37 - Quiz

Michal heeft een pen.
A
Het is zijn pen.
B
Het is haar pen.

Slide 38 - Quiz

Angel heeft een potlood.
A
Het is zijn potlood.
B
Het is haar potlood.

Slide 39 - Quiz

Zij geeft ....... zus een bloem.
A
zijn zus
B
haar zus

Slide 40 - Quiz

Hij geeft ....... zus een bloem.
A
zijn zus
B
haar zus

Slide 41 - Quiz

Het is bijna vaderdag.
Ik koop een cadeau voor ..... vader.
A
haar
B
zijn
C
mijn

Slide 42 - Quiz

Michal doet ...... werk graag.
A
haar
B
zijn
C
mijn

Slide 43 - Quiz



Maak de opdrachten in je boek.
t/m bladzijde 73.
Maak de online opdrachten.
Hoofdstuk 3       les 3

Slide 44 - Slide

De maanden van het jaar.
Hoofdstuk 3       les 4

Slide 45 - Slide

de seizoenen
Hoofdstuk 3       les 4

Slide 46 - Slide

Wat doe je als het mooi weer is?
Ga je naar buiten?

Waar ga je naartoe?
Waar ga je naartoe in de vakantie?


Hoofdstuk 3       les 5

Slide 47 - Slide

Weet je waar Noord-Holland ligt?

Wijs het aan op de kaart 
van Nederland.


Hoofdstuk 3       les 5

Slide 48 - Slide

Wat weet jij van Nederland?

Slide 49 - Slide

Ik woon in Den Haag.
Wij wonen in Nederland.
Wonen jullie in Spanje?

Ik werk op school.
Werk jij daar ook?
Hij werkt niet.
Wij werken hier al heel lang.
Hoofdstuk 3       les 5
wonen en werken

Slide 50 - Slide


We komen om acht uur op school.
Wij komen om acht uur op school.

Komen jullie ook?
Jullie komen straks.

Zij lopen naar de stad toe.
Ze lopen daar.


Hoofdstuk 3       les 5
We, jullie, ze

Slide 51 - Slide

Heb je de doelen van de les bereikt?

Begreep je de opdrachten?

Kun je de woorden nu in een zin gebruiken?

Schrijf je het huiswerk op in je Plenda?
afsluiting

Slide 52 - Slide

Huiswerk: 
Maak de online opdrachten.
Lees de les nog een keer door.
Maak de opdrachten af.

IJsbreker

Slide 53 - Slide