Maatschappijleer politiek h4

Maatschappijleer politiek h4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maatschappijleer politiek h4

Slide 1 - Slide

Kabinet 
Regering 
Ministers   + koning 
Minister + Staatssecretarissen   

Slide 2 - Drag question

Wat is de troonrede?
A
Een wet die door de regering is aangenomen
B
De toespraak van de koning op Prinsjesdag
C
Een speciale ceremonie in het paleis
D
Een jaarlijkse politieke bijeenkomst

Slide 3 - Quiz


De miljoenennota is een:
A
uitkering
B
toelichting op de financiële begroting
C
toelichting op de rijksbegroting
D
een briefje van 1 miljoen

Slide 4 - Quiz

gezamenlijke doelstellingen en hoofdlijnen van beleid van het (toekomstige) kabinet voor de komende vier jaar.
Je mag gekozen worden voor een democratisch orgaan. 
de bovenste kandidaat van de kieslijst, die het ‘gezicht’ is van de politieke partij. 
besprekingen die moeten leiden tot de vorming van een kabinet
Passief Kiesrecht
Regeerakkoord
Kabinets-
formatie
Lijsttrekker

Slide 5 - Drag question

"lid van de regering en verantwoordelijk voor een eigen onderwerp". Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Slide 6 - Open question

passief kiesrecht 

actief kiesrecht
verkiesbaar 
zelf stemmen

Slide 7 - Drag question

Eerste Kamer
Tweede Kamer
Kabinet
Provinciale Staten

Slide 8 - Drag question



Wie zitten er niet in het college van B & W?
Wie zitten er niet in het college van B & W?
A
Gemeenteraad
B
Burgemeester
C
Wethouders

Slide 9 - Quiz

Wat is de hoofdtaak van het College van B & W?
A
Bepalen wat de gemeentraad moet uitvoeren
B
deze zorgen dat het geld opgemaakt wordt
C
Deze voeren het beleid uit dat de gemeenteraad gemaakt heeft
D
Deze hebben veel overleg met de Tweede Kamer

Slide 10 - Quiz

Kabinet
Regering 

Slide 11 - Drag question

"is een soort assistent-minister die verantwoordelijk is voor een deel van de taken van een minister" welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Slide 12 - Open question

kabinet
Regering
de koning en ministers
Ministers en staatssecretarissen

Slide 13 - Drag question

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Rechters
Parlement
Kabinet

Slide 14 - Drag question

Wie is de minister president?
A
Geert Wilders
B
Dick Schoof
C
Mark Rutte
D
Frans Timmermans

Slide 15 - Quiz

De minister-president...
A
...is de leider van het kabinet
B
...is de voorzitter als de ministers met elkaar vergaderen
C
...is het staatshoofd van Nederland
D
...beëdigt de ministers en staatssecretarissen

Slide 16 - Quiz

"een volksstemming over een belangrijk onderwerp" welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Slide 17 - Open question

Kabinet
Parlement
Controleert
Legt verantwoording af aan

Slide 18 - Drag question

Bestaat uit 150 zetels
Het kabinet
Een politieke partij

Slide 19 - Drag question

sociaal-democratie
A
links
B
rechts
C
Midden
D
Extreem-links

Slide 20 - Quiz

Een doel van sociaal-democratie is?
A
Gelijkwaardigheid
B
Eerlijke verdeling van inkomens
C
Respect voor het Woord van God (de Bijbel)
D
Bedrijven zomin mogelijk belastingen opleggen

Slide 21 - Quiz

Wetgevende macht 
Uitvoerende macht
Voorzitter dagelijks bestuur
Rijk
Minister president
Provincie
Provinciale Staten
Commisaris van de Koning 
Gemeente
Kabinet
Burgemeester
Parlement
Gemeenteraad
Gedeputeerde Staten
College van B&W

Slide 22 - Drag question

"een stroming waarin vrijheid de belangrijkste waarde is". Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Slide 23 - Open question

Wie is de baas in de gemeente?
A
De burgemeester
B
De gemeenteraad
C
Het college van B&W
D
De wethouders

Slide 24 - Quiz

De regering bestaat uit
Het parlement bestaat uit
De oppositie bestaat uit
Het kabinet wordt benoemd door
Het kabinet bestaat uit
De Eerste en Tweede Kamer
De koning
De koning en de ministers
De ministers en staatssecretarissen
De politieke partijen die niet in de regering zitten

Slide 25 - Drag question

De gedeputeerde staten worden rechtstreeks gekozen door de bevolking.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Wie is de voorzitter van het college van gedeputeerde staten?
A
de commissaris der Koning
B
de wethouders
C
de burgemeester
D
de Senaat

Slide 27 - Quiz

Stap 1 van de kabinetsformatie
Stap 2 van de kabinetsformatie
Stap 3 van de kabinetsformatie
Stap 4 van de kabinetsformatie
De formateur kiest de ministers en staatssecretarissen.
De Tweede Kamer benoemd een informateur. Hij of zij kijkt welke partijen kunnen en willen samenwerken.
De partijen stellen een regeerakkoord op.
De Koning benoemt het nieuwe kabinet.

Slide 28 - Drag question

Wat is een motie van wantrouwen?
A
Verlies van vertrouwen in de regering uitspreken
B
Een voorstel voor een nieuwe wet doen

Slide 29 - Quiz

"bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer." Welk begrip hoort hierbij?

Slide 30 - Open question

Eerste Kamer
Tweede Kamer

Slide 31 - Drag question