Schoonmaken

Schoonmaken
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Schoonmaken

Slide 1 - Slide

schoonmaak, reinigen en onderhoud
Thuis schoonmaken:
Wie?
Waarom?
Hoe vaak?
Jouw kamer?
schoonmaakmiddelen?
professioneel schoonmaken?

Slide 2 - Slide

schoonmaak en onderhoud
Schoonmaak- en reinigingsmethoden

  • stoffen - droog vuil van kasten of tafels verwijderen
  • stofzuigen - droog vuil van de grond verwijderen
  • dweilen - aangekleefd vuil van de vloer verwijderen
  • ramen zemen
  • ...

Slide 3 - Slide

Schoonmaakregels
  • Eerst opruimen, ruimte goed bekijken 
  • Werk van schoon naar vuil
  • Maak eerst droog schoon, daarna nat
  • Werk van boven naar beneden
  • Maak een nieuw sopje bij het schoonmaken van de keuken en bij de badkamer en het toilet
  • Vuil sop? Maak nieuw sop. Sop na gebruik meteen weggooien i.v.m. hygiëne 
  • Controleer aan het eind de ruimte. Ruim de schoonmaakspullen op.

Slide 4 - Slide

schoonmaak en onderhoud
Werkvolgorde
Werk van:
  • Van schoon naar vuil,
  • Van hoog naar laag.
  • Van droog naar nat

Slide 5 - Slide

Dus eerst stof afnemen (droog schoonmaken) en daarna stofzuigen (van boven naar beneden werken). Daarna nat reinigen: de vloer dweilen.

Aandachtspunten:
  • Bedenk een vaste route door de ruimte.
  • Gebruik de juiste schoonmaakmaterialen.
  • Gebruik de juiste schoonmaakmiddelen.
  • Werk veilig.
  • Werk ergonomisch.

Slide 6 - Slide

schoonmaak en onderhoud
Vuil
  • Droog vuil - zand/hondenharen
     verwijderen (droog): Vegen, stofzuigen, stofwissen, afstoffen 
  • Aangekleefd vuil - modder/koffievlekken
     verwijderen (nat): Met sopje. Boenen, schrobben, dweilen
  • Onzichtbaar vuil - bacteriën in keuken/op toetsenbord 
     verwijderen (desinfecteren): Eerst reinigen daarna   desinfecteren met speciaal schoonmaakmiddel

Slide 7 - Slide

schoonmaak en onderhoud
Ergonomie = verstandig omgaan met je lichaam, letten op een goede houding

Slide 8 - Slide

schoonmaak en onderhoud
schoonmaakmiddelen

  1. Reinigingsmiddelen= Een middel om het zichtbare vuil te verwijderen.
    Gebruiken voor alle oppervlakten en materialen.
    Voorbeeld: allesreiniger
  2. Desinfecteermiddelen= Een middel waarmee je onzichtbare vuil verwijdert. Het doodt micro-organismen (bacteriën en schimmels)
    Voorbeeld: chloor

Slide 9 - Slide

Situatie: 
Je komt een ruimte binnen. 
Deze moet je schoonmaken. 
Je moeten weten: 
Hoe je moet schoonmaken. 
Waar je mee begint. 
Welke materialen heb je nodig. 
Wel schoonmaakmiddel heb je nodig? 
Let op ergonomie. 

Slide 10 - Slide