This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
observeren
Gericht en methodisch kijken naar een situatie of naar een ander (doelgericht)
Doelgericht: vooraf bepaal je waar je op gaat letten.
Bij een observatie geef je geen mening of waardeoordelen. Wees objectief
Slide 2 - Slide
Observatieplan
Bepaal de beginsituatie
Verzamel de achtergrondgegevens
Bepaal het doel en de doelgroep
Maak observatievragen
Kies een manier van registreren
Bepaal de observatiemethode
Bepaal de observatiedata en – tijdstippen
Kies een manier van rapporteren
Slide 3 - Slide
Oude vrouw of Jonge vrouw?
A
Oude vrouw
B
Jonge vrouw
Slide 4 - Quiz
Wat is tijdens een observatie belangrijk?
A
Objectief waarnemen; waarnemen zonder oordeel, gevoel of betekenis. Feiten benoemen.
B
Objectief waarnemen; waarnemen van dingen en mensen vanuit je eigen persoon.
C
Subjectief waarnemen; waarnemen zonder oordeel, gevoel of betekenis. Hij benoemt feiten.
D
Subjectief waarnemen; waarnemen van dingen en mensen met je eigen interpretatie
Slide 5 - Quiz
Waarom wil je iemand observeren????
Slide 6 - Open question
Enkele redenen voor een observatie:
Je kunt door middel van observatie gedrag beter leren kennen en begrijpen.
Het haalt vooroordelen weg.
Je kijkt objectiever naar het gedrag van iemand zonder daar direct een mening over te hebben.
Slide 7 - Slide
Objectief VS subjectief
Bij observeren moet je objectief zijn. Objectief zijn betekent dat je geen oordeel geeft maar een feitelijke beschrijving. Je observatie is objectief wanneer dezelfde resultaten naar voren komen wanneer iemand anders dezelfde observatie uitvoert. Een objectieve observatie is betrouwbaar.
Wanneer je eigen mening toch naar voren komt noemen we dit subjectief.
Slide 8 - Slide
Objectief
Subjectief
Een jongen loopt naar het toilet.
Een student heeft tijdens de les al tien vragen gesteld.
Zij was erg slordig gekleed.
Mijn vriendin werd onterecht beschuldigd.
De man draag een groene trui.
Zoals altijd is de meneer weer chagrijnig.
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Video
gedrag:
Alle activiteiten die je kan waarnemen
Waarnemen: Kijken, horen en zien.
Slide 11 - Slide
Intern & Extern
Gedrag is in de delen in twee groepen:
interne en externe factoren.
Slide 12 - Slide
Wanneer spreken we van gedrag?
A
Wanneer je iets kunt zien
B
Wanneer je het kunt waarnemen
C
Wanneer je het kunt ruiken
D
Wanneer je het voelt
Slide 13 - Quiz
manieren van rapporteren
- Mondeling vs schriftelijk
- Open-observatieverslag
- Voorgedrukt formulier
- Checklist
Slide 14 - Slide
Gestructureerd observeren
Bij een gestructureerde observatie kijk je hoe vaak een bepaalde gebeurtenis zich voordoet. Iedere keer dat een gebeurtenis plaats vindt zet je een streepje.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
ONGESTRUCTUREERDE OBSERVATIE
Bij een ongestructureerde observatie heb je geen doel vast gesteld.
Je observeert in zijn algemeenheid.
je schrijft alles op wat je ziet.
Slide 19 - Slide
Continue observatie
Een continue observatie doe je wanneer je iemand of een situatie continue observeert. Je probeert hierbij zoveel mogelijk te zien en te horen. Het observatiedoel is bij deze manier nog iets vager doordat je nog niet precies weet wat er aan de hand is maar hier wel benieuwd naar bent.
Slide 20 - Slide
Intervalobservatie
Een intervalobservatie doe je gedurende een bepaalde tijd meerdere keren. Zo kun je bijvoorbeeld ervoor kiezen om een cliënt een twee weken op maandag, woensdag en vrijdag tussen 14:00 en 14:15 te observeren.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Participerend en niet-participerend
Wanneer je zelf deelneemt aan de situatie waarin je observeert heet dat een participerende manier van observeren.
Wanneer je van een afstand, en niet deel uitmaakt van de situatie, observeert heet dit een niet-participerende manier van observeren.
Slide 23 - Slide
Kwalitatief en Kwantitatief
In het woord kwalitatief zit het woord ‘kwaliteit’. Bij kwalitatief onderzoek kijk je naar de inhoud van het gedrag. Deze manier van onderzoek is gericht op het verkrijgen van informatie over wat er leeft en waarom.
In het woord kwantitatief zit het woord kwantiteit dat hoeveelheid betekent. Bij kwantitatief onderzoek worden resultaten uitgedrukt in getallen. De vraag is hoe vaak iets voorkomt om hier vervolgens betekenis aan te geven.
Slide 24 - Slide
Kwalitatief of Kwantitatief?
Je werkt bij een dagactiviteitencentrum voor demente ouderen. Het valt jou op dat meneer Bennink vaak naar de wc moet.
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Mind map
Kwalitatief of Kwantitatief?
Je werkt in het speciaal onderwijs. Een ouder vraagt jou of Tim contact heeft met andere leerlingen. Ze heeft het gevoel dat Tim een eenling is.