Examenopgaven oefenen PART II

Examenopgaven oefenen 
PART II
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examenopgaven oefenen 
PART II

Slide 1 - Slide

Op de volgende slide lees je een opdracht waarbij je een stuk moet lezen en daarna de belangrijkste zaken uit de tekst moet halen. Je kunt dit in de slide typen, of deze opdracht op papier maken en een foto uploaden. 

Slide 2 - Slide

Lees het stuk "internationale contacten" op blz 86-87 van je boek. Welke veranderingen op economisch gebied kwamen er in China na Mao's dood? Wees zo compleet mogelijk.

Slide 3 - Open question

Na deze slide volgen enkele examenopgaven die gaan over de stof van de historische contexten of over de kenmerkende aspecten. Maak de opgaven en kijk ze na. Noteer in de laatste slide wat je meeneemt van het maken van deze vragen.

Slide 4 - Slide

Een bewering:
De opkomst van handel en nijverheid droeg bij aan de versterking van het
centrale gezag in de late middeleeuwen.
- (2pt) Leg deze bewering uit door twee kenmerkende aspecten van tijdvak 4 met elkaar te verbinden.

Slide 5 - Open question

Vroegmoderne tijd
2
2
1
  • Kern van een juist antwoord is: Door KA De opkomst van handel en nijverheid kwam een geldeconomie op gang en kon de vorst belasting heffen in geld / geld krijgen in ruil voor stedelijke privileges (1) waardoor er ambtenaren konden worden aangenomen die de centrale macht versterkten / waardoor huurlegers konden worden gevormd(waardoor de macht van de feodale adel verminderde), wat past bij KA Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Een bewering:
De opkomst van handel en nijverheid droeg bij aan de versterking van het
centrale gezag in de late middeleeuwen.
- (2pt) Leg deze bewering uit door twee kenmerkende aspecten van tijdvak 4 met elkaar te verbinden. 

Slide 6 - Slide

In 1301 zou de Franse koningin Johanna tijdens een bezoek aan Brugge zich hebben geërgerd aan de 'onmatige pracht en praal van de Brugse vrouwen' en hebben uitgeroepen: "Ik dacht dat alleen ik koningin was en ik vind er hier honderden."
De koningin geeft met haar uitroep kritiek op een verandering in de levensstijl van de Brugse patriciërs in de late middeleeuwen.
- (2pt) Geef aan dat de kritiek van de koningin een politieke en een sociale
achtergrond had.

Slide 7 - Open question

Vroegmoderne tijd
2
2
1
Kern van een juist antwoord is:
De kritiek van de koningin:
  • had een politieke achtergrond omdat de patriciërs met een adellijke levensstijl wilden laten zien dat zij macht hadden in het stadsbestuur, terwijl de koningin vond dat de macht bij de koning/adel moest blijven
  • had een sociale achtergrond omdat de patriciërs zich door hun luxe levensstijl opstelden als gelijken van de adel / hun status wilden verhogen, terwijl de koningin vond dat de adel/zijzelf door hun geboorterecht een hogere status had dan burgers 

Opmerking: 
Alleen als in het antwoord wordt aangegeven op welke wijze de levensstijl van de patriciërs invloed had op hun politieke/sociale status en een daarbij passende kritiek van de koningin, wordt telkens 1 scorepunt toegekend. 
In 1301 zou de Franse koningin Johanna tijdens een bezoek aan Brugge zich hebben geërgerd aan de 'onmatige pracht en praal van de Brugse vrouwen' en hebben uitgeroepen: "Ik dacht dat alleen ik koningin was en ik vind er hier honderden."
De koningin geeft met haar uitroep kritiek op een verandering in de levensstijl van de Brugse patriciërs in de late middeleeuwen.
- (2pt) Geef aan dat de kritiek van de koningin een politieke en een sociale
achtergrond had. 

Slide 8 - Slide

Deze aandachtspunten passen bij de Culturele Revolutie.
- Noem twee kenmerken van de Culturele Revolutie waarbij deze aandachtspunten passen, waarbij je je antwoord telkens ondersteunt met een verwijzing naar een ander aandachtspunt.
Let op: je mag een aandachtspunt maar één keer gebruiken.

Slide 9 - Open question

Vroegmoderne tijd
2
2
1
Voorbeeld van een juist antwoord is: 
De aandachtspunten passen bij (twee van de volgende):
- het loslaten van oude cultuur/gewoontes / het anti-traditionele karakter van de Culturele Revolutie (1) omdat zij (een van de volgende):  geen huisdieren mogen houden omdat dit bourgeois zou zijn / geen feodale sieraden mogen dragen. (1)
- het creëren van een persoonscultus rondom Mao (1) omdat hun school wordt vernoemd naar Mao (1)
- het xenofobe karakter van de Culturele Revolutie (1), omdat zij hun westerse kleding/haarstijl moeten aanpassen (1)


Opmerkingen
 Alleen als een juist kenmerk van de Culturele Revolutie wordt genoemd, wordt telkens 1 scorepunt toegekend aan een daarbij passend aandachtspunt.
 Als een aandachtspunt twee keer wordt gebruikt, wordt alleen bij het eerste gebruik 1 scorepunt toegekend. 


Deze aandachtspunten passen bij de Culturele Revolutie.
- Noem twee kenmerken van de Culturele Revolutie waarbij deze aandachtspunten passen, waarbij je je antwoord telkens ondersteunt met een verwijzing naar een ander aandachtspunt.
Let op: je mag een aandachtspunt maar één keer gebruiken.

Slide 10 - Slide

Gebruik de bron
Een conclusie: Met deze bron kun je aantonen dat het ontstaan van sociaal-culturele veranderingen in de tweede helft van de twintigste eeuw een proces is.
- (2pt) Leg deze conclusie uit door de sociaal-culturele verandering te noemen die naar voren komt in de bron en daarna aan te tonen dat je kunt spreken van een proces.

Slide 11 - Open question

Vroegmoderne tijd
2
2
1
Voorbeeld van een juist antwoord is:
  • Het draaien van popmuziek / het houden van een schoolfeest zonder toezicht past bij het ontstaan van jeugdcultuur, (1)
  •  maar het gedweeë einde van het feest / het ontzag voor de rector laat zien dat het zich durven verzetten tegen de autoriteiten door de jeugd nog in ontwikkeling is (waarmee je kunt aantonen dat het gaat om een proces) (1)
Gebruik bron 13.
Een conclusie:
Met deze bron kun je aantonen dat het ontstaan van sociaal-culturele
veranderingen in de tweede helft van de twintigste eeuw een proces is.
25 Leg deze conclusie uit door de sociaal-culturele verandering te noemen
die naar voren komt in de bron en daarna aan te tonen dat je kunt
spreken van een proces. 

Slide 12 - Slide

Welke tips geef je jezelf bij het leren van de examenstof?
(en de examenstof = de 4 HC's en alle kenmerkende aspecten)

Slide 13 - Open question