3.1 en 3.2 CH

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Startopdracht

Beschrijf in je schrift in 3 zinnen wat je hebt geleerd van de huiswerk filmpjes

Klaar? Lees basisstof 3.2 in je tekstboek op pagina 92 van je boek

Wat gaan we vandaag doen

• Startopdracht
• Leerdoelen en uitleg basisstof 3.1 
• 10 min lezen
• Leerdoelen en uitleg basisstof 3.2
• Aan de slag
• Afsluiting samen

3.1 Leerdoelen

• Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en  functies
  
• Je kunt omschrijven wat bloedarmoede, trombose en etter is
  
• Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens, de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden
  

Bloed

5 tot 6 liter bloed in je lichaam:

     55 % bloedplasma (gelige vloeistof)

     45 % vaste bestanddelen (rode
                 bloedcellen, witte bloedcellen
                 & bloedplaatjes

Bloed

Bloedplasma

Vervoert stoffen zoals: 

• Voedingsstoffen 
• Zuurstof
• Koolstofdioxide (afvalstoffen)

Rode bloedcellen

Vorm: ronde schijfjes

Functie: vervoeren van zuurstof en 

Koolstofdioxide 

Rode bloedcellen

Bevatten de kleurstof hemoglobine

     voor de aanmaak hiervan is ijzer nodig

Bloedarmoede = tekort aan hemoglobine in je bloed

Witte bloedcellen

Hebben een celkern

Worden gemaakt in het beenmerg

Witte bloedcellen

Maken ziekteverwekkers 

onschadelijk

Witte bloedcellen

Etter of pus = dode witte bloedcellen 

                              & gedode bacteriën

Bloedplaatjes

Zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen

    > geen celkern

Zorgen ervoor dat bloed stolt

Trombose = wanneer bloed in de vaten stolt 

                          (dan ontstaat een bloedprop)

Bloedplaatjes

Lezen

Lees basisstof 3.2 over de bloedsomloop 

op pagina 92 en 93 van je werkboek

Klaar? maak opdracht 1, 2, 4 en 5 in

je werkboek

3.2 Leerdoelen

• Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens, de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies
  

    De bloedsomloop

= de weg die het bloed afneemt

Het bloedvatenstelsel:

      - het hart 

      - de bloedvaten

De bloedsomloop

Dubbele bloedsomloop:

• Kleine bloedsomloop
  

     Van hart naar longen en weer terug

• Grote bloedsomloop
  

     Van hart naar organen in het hele 

     lichaam en weer terug

De bloedsomloop

Kleine bloedsomloop

     Zuurstof opnemen in het bloed, koolstofdioxide afgeven aan

     de lucht (dit gebeurt in de longen)

Grote bloedsomloop

     Zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen,

     koolstofdioxide en afvalstoffen opnemen in het bloed

Aan de slag

Maken: opdracht 1, 2, 4, 5 en 7 van thema 3 vanaf pagina 88 in je werkboek

   

Leerdoelen

• Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en  functies
• Je kunt noemen wat bloedarmoede, trombose en etter is
• Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens, de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies
  

Bloedplasma bestaat voor het grootste deel uit water

1. Juist = staan
2. Onjuist = zitten

Bloedplaatjes kunnen van vorm veranderen

1. Juist = staan
2. Onjuist = zitten

Trombose = een bloedstolsel in een bloedvat

1. Juist = staan
2. Onjuist = zitten

De grote bloedsomloop komt langs de longen

1. Juist = staan
2. Onjuist = zitten

Huiswerk

Leren: basisstof 1 en 2 van thema 3 (pagina 88 t/m 93)

Maken: opdracht 1, 2, 4, 5 en 7 van thema 3