Modale werkwoorden

Modale werkwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Modale werkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat betekent het modale werkwoord: dürfen?
A
moeten
B
durven
C
mogen ( aardig vinden)
D
mogen ( toestemming hebben)

Slide 2 - Quiz

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 3 - Quiz

houden van
kunnen
toestemming krijgen
willen
moeten

moeten
van een ander
weten
wollen

mögen

dürfen
sollen

müssen
können
wissen

Slide 4 - Drag question

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 5 - Quiz

Welke van de vervoegde modale werkwoorden is fout?
A
soll
B
müss
C
darf
D
kann

Slide 6 - Quiz

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?
A
Weiß
B
Weißt
C
Wissen
D
Wisst

Slide 7 - Quiz

modale werkwoorden
In Restaurants _____ er auch mit Kreditkarte zahlen.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(willen) Er ..... noch Hausaufgaben.
A
woll
B
wollt
C
willt
D
will

Slide 9 - Quiz

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es bestimmt!
A
weiß
B
weißen
C
wissen
D
weißt

Slide 10 - Quiz

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
sollt
B
musst
C
sollen
D
müsst

Slide 11 - Quiz

Modale werkwoorden
Ich ..... (dürfen) es euch nicht sagen
A
dürfen
B
darf
C
dürft
D
dürf

Slide 12 - Quiz

modale werkwoorden
Meine Mutter _____ eine neue Hose kaufen.
A
möchte
B
möcht
C
mochte
D
möchten

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(lusten) ..... du Spinat?
A
mögst
B
möge
C
magst
D
mage

Slide 14 - Quiz