Cours de 30 novembre 2022


Wat ga je vandaag leren?

👉🏼 Wat een bijvoeglijk naamwoord is;

👉🏼 Wat een zelfstandig naamwoord is;

👉🏼 Wat voorzetsels zijn;

Le programme d'aujourd'hui

👉🏼 Uitleg bijvoeglijk naamwoord en voorzetsels
👉🏼 Twee opdrachten van 'tu habites où ?'
👉🏼 Vocabulairetoets
👉🏼 Afsluiting van de les
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Wat ga je vandaag leren?

👉🏼 Wat een bijvoeglijk naamwoord is;

👉🏼 Wat een zelfstandig naamwoord is;

👉🏼 Wat voorzetsels zijn;

Le programme d'aujourd'hui

👉🏼 Uitleg bijvoeglijk naamwoord en voorzetsels
👉🏼 Twee opdrachten van 'tu habites où ?'
👉🏼 Vocabulairetoets
👉🏼 Afsluiting van de les

Slide 1 - Slide

Noem een bijvoeglijk naamwoord
in het Nederlands

Slide 2 - Mind map

Het bijvoeglijk naamwoord

👉🏼 Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: De aardige vrouw kocht een groene fiets.
aardig en groen = bijvoeglijk naamwoord
vrouw en fiets = zelfstandig naamwoord


Slide 3 - Slide

Leg uit wat een zelfstandig naamwoord is.

Slide 4 - Open question

Noem nu een bijvoeglijk
naamwoord in het Frans
(denk aan de vocabulairelijsten!)

Slide 5 - Mind map

Voorzetsels

👉🏼 Voorzetsels worden vaak ook wel 'kastwoorden' genoemd. Ze staan vaak voor een zelfstandig naamwoord.

Een paar voorbeelden: in, op, achter, naast, onder.
Deze woorden zou je voor het woord 'kast' kunnen zetten, vandaar de naam.


Slide 6 - Slide

Zelfstandig werken

👉🏼 Open het tekst- en werkboek van 'Chez moi'. Die kun je vinden op magister.me.
👉🏼 Maak opdracht 5 en 9 samen met je buur.
👉🏼 Na 10 minuten kijken we klassikaal na.


timer
10:00

Slide 7 - Slide

De antwoorden van opdracht 5 en 9




Opdracht 5. 

1. Tu habites où ?
2. J'habite dans un appartement.
3. Tu as une photo de ta chambre ?
4. Qui est-ce ? / C'est qui ?
5. C'est moi sur la photo.
6. La ferme est grande et très jolie.

Opdracht 9. 

1.  onder = sous
2. op = sur
3. voor = devant
4. in = dans
5. achter = derrière



Slide 8 - Slide

Tijd voor de vocabulairetoets!

👉🏼 Ruim je laptop op (in je tas);
👉🏼 Ga in een toetsopstelling zitten;
👉🏼 Pak een pen;
👉🏼 Zodra de toets wordt uitgedeeld ben je stil.

Bon courage ! Succes :)
timer
20:00

Slide 9 - Slide

Le prochain cours - 5 décembre

Yasmina is er niet i.v.m. een examen, dus je hebt les van Ilona. Neem in ieder geval je DELF boek mee!

Slide 10 - Slide