H2 grammar I Modals

H2H
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2H

Slide 1 - Slide

Today
  1. Homework check (reading G)
  2. explanation grammar I
  3. Your turn!
  4. Homework/test 

Slide 2 - Slide

Homework check
Open your book on page 108.

Slide 3 - Slide

41A
  1. Goggins was born on the 17th of February.
  2. $250.000 was raised for charity.
  3. Goggins entered his first race in 2005.
  4. Goggins weighed 127 kilograms during his first race.
  5. After 70 miles into his first race, his body shut down.
  6. 4,030 is the world record number of pull-ups.

Slide 4 - Slide

41B
1. C
2. After a horrible accident in the army, he decided to raise money for injured veterans and children of fallen soldiers.
3. To inspire school children to start a healthy lifestyle.
4. Because he was ill-prepared and ignored his body's warning signals during the race.
5. Being overweight; being unhealthy; having a troubled family situation; bullied for having learning difficulties; bullied for being black.


Slide 5 - Slide

43
1. border
2. prepare
3. compete
4. stupid
5. tough
6. charity
7. achievement
8. several

Slide 6 - Slide

MODALS
Modals zijn hulpwerkwoorden die NIET van vorm veranderen.
De werkwoordsvorm dat NA de modal komt is altijd het hele werkwoord!

Slide 7 - Slide

MODALS
  1. Can: gebruik je om: 
  2. aan te geven dat iets (niet) kan: He can run very fast.
  3. vragen maken: Can I go to the bathroom?
  4. het vragen en geven van toestemming: You can go to the bathroom.
  5. Be able to: Gebruik je om aan te geven dat iets (niet) kan.
  6. We were able to solve the problem.

Slide 8 - Slide

MODALS | COULD
  1. Could is de verledentijd van CAN.
  2. I could hold my breath longer when I was younger.
  3. Could is een nette manier om vragen te stellen. 
  4. Could you show me where it hurts?
  5. Je gebruikt het ook als iets waarschijnlijk gebeurt, maar je het niet zeker weet. 
  6. We could walk a mile everyday if we wanted to.

Slide 9 - Slide

MODALS 
  1. Must en have to worden gebruikt om te zeggen dat iets MOET.
  2. Must gebruik je al het moet van de spreker.
  3. You must do your homework. (moet van mij)
  4. Have to gebruik je als het van iemand anders moet.
  5. You have to ride with lights on your bike. 
  6. Should gebruik je om een advies te geven. 
  7. You should study for the test. 

Slide 10 - Slide

MODALS | questions
  1. Om vragen te maken met de modals zet je de modals vooraan in de zin.
  2. Ontkenningen maak je door not achter de modal te zetten. 
  3. You must go. > Must you go? > You musn't go.
  4. I can hold my breath. > Can I hold my breath? > I can't hold my breath.
  5. I am able to pass the test. > Am I able to pass the test? > I am not able to pass the test. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Een modal is.....?
A
een hoofdwerkwoord
B
een hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Welke modal gebruik je in beleefdheidsvorm?
A
Can
B
Could
C
Am allowed to
D
None of the above

Slide 14 - Quiz

De modal have to betekent...?
A
een dringend advies
B
een verplichting door iemand anders
C
een verplichting voor jezelf

Slide 15 - Quiz

De modal can/could betekent...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies

Slide 16 - Quiz

Welke modal?

Verplichting
A
Must
B
Have to
C
Can
D
Should

Slide 17 - Quiz

You ...... wear a school uniform.
A
can
B
must
C
have to
D
should

Slide 18 - Quiz

The weather ..... be very cold in winter.
A
can
B
must
C
have to
D
should

Slide 19 - Quiz

She ....... study for the test.
A
can
B
must
C
have to
D
should

Slide 20 - Quiz

Your turn!
Make exercise:
52: schrijf de juiste modal verbs op. Je kunt ze maar 1 of 2x gebruiken!
53a: Maak zinnen met de werkwoorden in de balk en een modal verb in de tabel. Bijv. I should change my sheets.
53B: Lees de zinnen > Reageer met een vraag/advies/verplichting met de gegeven modals.

Slide 21 - Slide

HOMEWORK
Friday 25 November:
4e uur: af 53a,b

Thursday 1 December:
Test chapter 2
Study: words, stones, grammar + irregular verbs 3th row!!!!

Slide 22 - Slide