Kies één van de verwerkingsopdrachten en lever deze uiterlijk
vrijdag 9 juni in op papier.
Onderwerp 2 Lezen + argumenteren
In de komende lessen: werken aan H.6 Argumenteren.
Toets in de toetsweek: Lezen H1-5 + argumenteren
Slide 2 - Slide
Argumenteren H6 blz. 192
Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)
Drogredenen (ongeldige argumentatie)
Aanvaardbaarheid van argumentatie
Slide 3 - Slide
Argumenteren H6 blz. 192
Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)
Drogredenen (ongeldige argumentatie)
Aanvaardbaarheid van argumentatie
Slide 4 - Slide
Deze les, blz. 197 Argumenteren 6.2
Samen oefenen blokkenschema maken (vergelijkbaar met toetsvragen)
Zelf verder oefenen uit het boek
Slide 5 - Slide
Deze les, blz. 197 Argumenteren 6.2
Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
afhankelijk en onafhankelijke (nevenschikkende) argumentatie
neven- en onderschikkende argumentatie
Slide 6 - Slide
Deze les, blz. 197 Argumenteren 6.2
Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
afhankelijk en onafhankelijke (nevenschikkende) argumentatie
neven- en onderschikkende argumentatie
Slide 7 - Slide
Deze les, blz. 197 Argumenteren 6.2
Pak een blaadje en teken de volgende argumentatiestructuren uit.
Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
(van het nakijkmodel van de toets:) Opdracht A 8 punten: 1½ punt voor juist blokjesschema en ½ punt voor benoemen soort argumentatie.
Let op:
- Het blokjesschema is goed of fout. Geef dus geen deelscore als één blokje verkeerd is ingevuld.
- Geen punten toekennen als leerlingen de zinnen hebben afgekort.
Slide 8 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die kan je voorkomen door de training langzaam op te bouwen.
3. Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
want
dus
Slide 9 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
Slide 10 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
Onderschikkend
Standpunt: Ik ga niet mee naar het festival ^
arg 1 Ik heb helemaal geen tijd ^
arg 2 Mijn vader heeft mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan ^
arg 3 we gaan volgende week kamperen
Slide 11 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je wilt immers blessures voorkomen en die voorkom je door de training langzaam op te bouwen.
Slide 12 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die voorkom je door de training langzaam op te bouwen.
Nevenschikkend met afhankelijke argumenten
Standpunt: Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon ^
arg je bent gevoelig voor blessures + arg Blessures voorkom je door de training langzaam op te bouwen.
Slide 13 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
Slide 14 - Slide
Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
onder- en nevenschikkend
Standpunt: Ik vind de e-bike een goede uitvinding ^ ^ ^
Je kunt de e-bike overal opladen Je hebt dan geen fileproblemen Je kunt langere ^ ^ afstanden afleggen Er zijn overal oplaadpunten geplaatst Je kunt overal langsrijden Je krijgt een dûwtje in de rug
Slide 15 - Slide
Zelf verder oefenen
Kijk opdracht 1 en 2 van paragraaf 2 na als je op papier werkt
Maak opdracht 4, 5 en 6 van blz. 200 online is dit planning: 4h2 argumenteren tweede les argumentatiestructuren opdr 4, 5, 6
Klaar? Ga verder aan het project middeleeuwen!
Straks kahoot > argumentatiestructuren
Slide 16 - Slide
Startopdracht
Standpunt: Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden
Bedenk nu individueel of in duo argumenten, je mag zelf kiezen of je voor of tegen de stelling bent. Zorg ervoor dat je argumentatiestructuur nevenschikkend afhankelijk is.
timer
3:00
Slide 17 - Slide
Startopdracht
Wat denk je dat het verschil is tussen argumentatiestructuren en argumentatieschema's?
Slide 18 - Slide
Argumentatieschema's
Het verband tussen standpunt en argument
Argument op basis van...
oorzaak en gevolg
kenmerk of eigenschap
voor- en nadelen
voorbeelden
vergelijking
autoriteit
Slide 19 - Slide
oorzaak en gevolg
Een feit/gebeurtenis zal leiden tot een ander feit/gebeurtenis.
Voorbeeld:
- Er zal in de toekomst minder geweld zijn tegen hulpverleners, want de straffen zijn hoger geworden.
- Hij zal zich wel goed kunnen vermaken, want hij is enig kind en had dus geen broertjes en zusjes om mee te spelen.
Slide 20 - Slide
Kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat ook. (veralgemeniseren)
Voorbeeld:
- Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego.
- Logisch dat Rutte die treitervloggers 'tuig van de richel noemt', VVD'ers bestrijden liever symptomen dan dat ze problemen structureel aanpakken.
Slide 21 - Slide
voor- en nadelen
Er wordt een afweging gemaakt of er worden alleen voordelen of alleen nadelen gebruikt als argumentatie.
Voorbeeld:
-Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar heel zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).
Slide 22 - Slide
voorbeelden
Voorbeelden van het standpunt worden als argument gebruikt.
Voorbeeld:
Je kunt absoluut niet op hem rekenen. Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten.
Slide 23 - Slide
vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen waarbij een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het bij A zo is, zal het bij B ook zo zijn.
Voorbeeld:
- Als Geert meegaat, dan krijgen we vast ruzie. De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand.
De Eerste Kamer heeft het verbod op de rituele slacht tegengehouden. Het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren over de vleestaks zal het dus ook niet halen.
Slide 24 - Slide
autoriteit
Een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron worden als ondersteuning van het standpunt gebruikt.
Voorbeeld:
- Je moet voortaan twee keer in de week vis eten. Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen.
- Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een negatief reisadvies voor de Krim gegeven. Ik zou als ik jou was niet op vakantie gaan naar de Krim.
Slide 25 - Slide
Argumentatieschema's
Het verband tussen standpunt en argument
Argument op basis van...
oorzaak en gevolg
kenmerk of eigenschap
voor- en nadelen
voorbeelden
vergelijking
autoriteit
Slide 26 - Slide
Check
Standpunt: Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden.
Herken je al een argumentatieschema in je argumentatie? Zo ja, welke?
Slide 27 - Slide
Zelf oefenen
Maak opdracht 1 t/m 4 (blz. 206)
Online is dit planning: '4h2 argumenteren argumentatieschema's opdr. 1-4'