klas 1 introductie boek


1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Slide 1 - Slide

English class
Always bring to class:
  • Stepping Stones book
  • notebook (schrift)
  • device
  • pencil case (with enough pens)

Slide 2 - Slide

Classroom phrases
Classroom phrases

Slide 3 - Slide

Bridging the gap

Slide 4 - Slide

Schrijf zoveel mogelijk Engelse woorden op m.b.t. "Relatives" (familieleden)

Slide 5 - Mind map

Mother

Father
Sister
Brother
Family
Mum
Dad
Girl
Boy
Children

Slide 6 - Drag question

Stone p. 16
Talking about family

Work in pairs !


timer
2:00

Slide 7 - Slide

1 one
2 two
3 three
4 four
5 five
6 six
7 seven
8 eight
9 nine
10 ten


11 eleven
12 twelve
13 thirteen
14 
fourteen 
15 fifteen
16 sixteen
17 seventeen
18 eighteen
19 nineteen
20 twenty
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Translate
één
A
on
B
one

Slide 9 - Quiz

Translate:
vier
A
for
B
four
C
vour
D
fore

Slide 10 - Quiz

acht
A
ait
B
eigt
C
eight
D
eet

Slide 11 - Quiz

negentien
A
nineteen
B
ninteen
C
neintien
D
neinteen

Slide 12 - Quiz

acht

Slide 13 - Open question

vijftien

Slide 14 - Open question

What days of the week do you know?

Slide 15 - Mind map

Grammatica: Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Je krijgt 3 minuten om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over:
- persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns)
- bezittelijke vooornaamwoorden (possessive pronouns)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

My sister has a dog. It's ____ dog.
A
our
B
my
C
their
D
her

Slide 18 - Quiz

What are you doing? Don't take that book, that's _____ book!
A
my
B
your
C
our
D
its

Slide 19 - Quiz

I went on a holiday with my family. _________ holiday was a lot of fun!
A
his
B
our
C
her
D
their

Slide 20 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 21 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 22 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 23 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 24 - Quiz

Aan de slag met de digitale leeromgeving!

Slide 25 - Slide