Bedrijf starten 3, 4

Bedrijf starten
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 49 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bedrijf starten

Slide 1 - Slide

programma

  • Introductie 
  • Balanswerk
  • aan de slag
  • Slot

Slide 2 - Slide

Let op nog 3 weken voor het PO
vragen?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Huiswerk
1.10

Nog vragen?

Slide 5 - Slide

investeringsbegroting: opbouw van deze kant

Slide 6 - Slide

wat staat er debet
  • vaste activa (>1 jaar mee), vlottende activa (<1 jaar mee)
  • debiteuren 
  • nog te ontvangen bedragen (niet betalen zonder afspraak itt debiteuren), transitorisch
  • vooruitbetaalde bedragen (aan anderen ), transitorisch
  • liquide middelen (vloeibaar, geld)

Slide 7 - Slide

Maken (samen)
2.4

Slide 8 - Slide

financieringsbegroting

Slide 9 - Slide

wat staat er credit
Eigen Vermogen
Lang(lopend) Vreemd Vermogen (> 1jr)
Kort(lopend) Vreemd Vermogen (< 1jr)

Bij de Financieringsbegroting start je met 
- financieringsbehoefte in Euro's
- minus EV, LVV, KVV

Slide 10 - Slide

eigen vermogen
Bezit = EV + VV
Als Bezit > VV dan is er EV (getallenvoorbeeld)

Waarom is EV een soort van schuld?
  • Kijk je naar de balans, dan zie dat vermogen valt onder de passiva en niet onder de activa.
  • Dat komt omdat ook het eigen vermogen technisch gezien wordt beschouwd als een schuld.
  • Het is een schuld aan de eigenaar of de eigenaren van het bedrijf.

Slide 11 - Slide

Bedrijf starten

Slide 12 - Slide

programma

  • Introductie 
  • Liquiditeitsbegroting, financieringsbegroting >> openingsbalans.
  • aan de slag
  • Slot

Slide 13 - Slide

Nog twee weken voor het PO
vragen?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Maken
Samen: 2.5; 2.6; 2.8
2.9 en 2.10: 10 minuten, in duo's

Slide 16 - Slide

Basisformule (hoe komt een bedrijf aan bezit)
Bezit = Eigen Vermogen + Schuld

Bezit = EVo + VV

Let op EV is een schuld van de onderneming aan de eigenaar.
Als de onderneming stopt dan wordt het EV uitgekeerd aan de eigenaar.

Slide 17 - Slide

Openingsbalans
Stap 1: liq min en EV
Stap 2: zaken aanschaffen en geld lenen

Slide 18 - Slide

Maken
Samen 2.11 en 2.13

Slide 19 - Slide

BTW
Belasting toegevoegde waarde

Wat is toegevoegde waarde?

Slide 20 - Slide

BTW
te vorderen BTW (krijg je terug als ondernemer, gerelateerd aan jouw inkopen)

af te dragen BTW (betalen kopers van jouw producten/ diensten aan jou en moet je geven aan de Belastingdienst)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

een rekenvoorbeeld

Slide 23 - Slide

aan de slag
samen: 2.14, 2.15, 2.17 en 2.18

Alleen: 2.20

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

cash is king
Wil je de rekeningen kunnen betalen: dan heb je cash nodig

Alleen als je geen lonen en rekeningen kan betalen kun je echt in de problemen komen.

Slide 26 - Slide

begroting maken

Een begroting is een voorspelling van de toekomst. Wat gebeurt er als....?

Liquiditeitsbegroting (wat gebeurt er met de portemonnee)

Exploitatiebegroting (wat gebeurt er met de winst/verlies)


Slide 27 - Slide

Liquiditeitsbegroting
Een overzicht van je ontvangsten en je uitgaven.
Je gaat dan eigenlijk kijken of je het hele jaar door voldoende geld kunt verdienen. De liquiditeitsbegroting bestaat uit:  
  1. Beginsaldo van de periode (bank + wat er in kas zit)
  2. Welke ontvangsten en uitgaven doe je die week?
  3. Heb je een tekort of een overschot?

Slide 28 - Slide

Maken (samen)
3.2

Daarna 3.4 en 3.5

Slide 29 - Slide

Maken (samen)
3.7 (theorie) en 3.10

zelf 3.14

Slide 30 - Slide

Exploitatiebegroting
Exploitatie: uitbaten van bezittingen


Slide 31 - Slide

Opbrengsten
Omzet = afzet x verkoopprijs (ex btw)

Omzet = Q x P 

Opbrengsten en inkomsten (cash) zijn twee verschillende zaken, die soms hetzelfde zijn en soms niet!

Slide 32 - Slide

Maken (samen)
4.5

Slide 33 - Slide

Kosten
  • Inkoopwaarde van de omzet (cost of goods sold) 
  • afzet x inkoopprijs (ex btw) = inkoopwaarde van de omzet

Slide 34 - Slide

Maken (samen)
4.8
(test jezelf: 4.9)

Slide 35 - Slide

Kosten
Huurkosten per maand (1/12e van een jaarhuur)

Huuruitgaven: betaalmoment van de huur

Nog te betalen huur: indien kostenmoment en uitgavenmoment niet gelijk is.
SAMEN MAKEN: 4.10

Slide 36 - Slide

aan de slag
4.12

Slide 37 - Slide

Exploitatiebegroting
Exploitatie: uitbaten van bezittingen


Slide 38 - Slide

afschrijvingskosten
Het minder waard worden van je bezit (balansvoorbeeld)
Aanschaf bezit: uitgaven, verkoop bezit: inkomsten (liquiditeit)
Waarom wordt het hebben van bezit gekoppeld aan kosten? (winst en verlies)

Slide 39 - Slide

afschrijvingskosten
Waarom wordt het hebben van bezit gekoppeld aan kosten? 
  • misvatting: om te sparen voor een nieuw bezit (voorbeeld)
  • wel: om recht te doen aan het waardeverlies (EV daalt erdoor)
  • wel: om mee te kunnen nemen in de winstaangifte

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

afschrijvingskosten
A - R 
n

(afschrijvingspercentage = afschrijfkosten/ aanschafwaarde x 100%)

Slide 42 - Slide

maken
4.17

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Loonkosten
  • Loonkosten
  • Netto loon + loonbelasting +sociale premies = bruto loon
  •  Bruto loon + werkgeverslasten ( ca. 35 % brutoloon) = Loonkosten 
  • Vakantiegeld = 8% brutoloon

Slide 45 - Slide

maken
4.19

Slide 46 - Slide

Interestkosten
  • rente
  • bij het afsluiten van een lening ontvang je geld (geen opbrengst)
  • bij het aflossen van een lening geef je geld uit (geen kosten)
  • de kosten van een lening zijn alleen de rentekosten
  • AAN DE SLAG 4.23 (incl uitleg), daarna zelf 4.28

Slide 47 - Slide

maken
4.31

Slide 48 - Slide

wat heb je geleerd?

Slide 49 - Slide