H2, par 2.1 Ongelijkheid in Frankrijk

Par 2.1 Ongelijkheid in Frankrijk
1 / 51
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Par 2.1 Ongelijkheid in Frankrijk

Slide 1 - Slide

Lezen
Mavo: blz 28, stukjes de koning van Frankrijk en de derde stand. 

Havo: blz 26 en 27, stukjes de koning en zijn volk en wie waren Lodewijk XVI en Marie-Antoinette

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet hoe een absolute koning regeert.
- Je kunt uitleggen waarom het volk ontevreden was over de koning.
- Je kent de drie standen en hun rechten en plichten.
- Je weet waarover de standenvergadering van 1789 ging en hoe deze afliep.
- Je weet het verschil tussen een directe en indirecte bron.
- Je kent de begrippen: absolutisme, Staten-Generaal, directe bron, indirecte bron.
- Je kent de jaartallen: 1789
- Je kent de personen en hun rol in dit hoofdstuk: Koning Lodewijk XVI

Slide 3 - Slide

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Frankrijk voor de revolutie
Frankrijk was een monarchie en werd vroeger geregeerd door een absoluut vorst. 
De samenleving bestond uit drie standen met eigen rechten en plichten.

Slide 6 - Slide

Drie standen
Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in drie standen: 'bidders, strijders en werkers'  
Drie standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren en burgers.
Dit had God zo bepaald.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Eerste stand
De eerste stand was de geestelijkheid.
Zij vertelden hoe mensen moesten leven om in de hemel te komen.
Ze hadden baantjes in het bestuur en hoefden geen belasting te betalen.
Ze ontvingen belasting van de derde stand.

Slide 9 - Slide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 10 - Slide

Tweede stand
De tweede stand was de adel.
Zij hielpen de koning in het bestuur en moesten de mensen beschermen.
Zij betaalden geen belasting en ontvingen belasting van de derde stand.

Slide 11 - Slide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 12 - Slide

Derde stand
De derde stand was eigenlijk de rest.
Boeren, burgers, rechters, advocaten, dokters, winkeliers.
Zij hadden geen rechten, maar wel veel plichten.
Belasting betalen aan de koning, de kerk en de adel.

Slide 13 - Slide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Absoluut vorst
De Franse koning Lodewijk XVI regeerde als een absoluut vorst. Dat wil zeggen dat hij alle belangrijke beslissingen in zijn eentje nam.
De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme.
Deze macht is door god gegeven

Slide 17 - Slide

Versailles
In Versailles stond het paleis van de koning. 
Een enorm paleis, met veel kamers, bedienden en een grote tuin. 
In het paleis werden vaak feesten georganiseerd voor koning en adel. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Slide

Adel op het paleis
De koning had de adel graag dichtbij, dan kon hij ze in de gaten houden.

Slide 22 - Slide

Derde stand
Het overgrote deel van de Franse bevolking bestond uit de derde stand.
Velen van hen leefden in armoede en hadden honger. Ze waren ontevreden over de gang van zaken. 

Slide 23 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 24 - Slide

Uit hoeveel standen bestond de Franse samenleving?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 25 - Quiz

Welke stand betaalde er belasting?
A
Eerste
B
Tweede
C
Derde
D
Vierde

Slide 26 - Quiz

Waar woonde de Franse koning Lodewijk XVI
A
Parijs
B
Marseille
C
Lyon
D
Versailles

Slide 27 - Quiz

Wat klopt niet?
A
De 1ste en 2de stand betaalden geen belasting
B
Koning Lodewijk regeerde zijn land heel erg goed
C
De adel feestte er op los in Versailles
D
Het Franse volk had honger

Slide 28 - Quiz

Welke stand was qua aantal het kleinst?
A
1ste
B
2de
C
3de
D
4de

Slide 29 - Quiz

En nu?
Maak de vragen van paragraaf 2.1.

Slide 30 - Slide

Par 2.1 Ongelijkheid in Frankrijk

Slide 31 - Slide

Lezen
Mavo: blz 29, Ruzie en bronnen
Havo: blz 26 stukje Geldgebrek 

Slide 32 - Slide

Leerdoelen
- Je weet hoe een absolute koning regeert.
- Je kunt uitleggen waarom het volk ontevreden was over de koning.
- Je kent de drie standen en hun rechten en plichten.
- Je weet waarover de standenvergadering van 1789 ging en hoe deze afliep.
- Je weet het verschil tussen een directe en indirecte bron.
- Je kent de begrippen: absolutisme, Staten-Generaal, directe bron, indirecte bron.
- Je kent de jaartallen: 1789
- Je kent de personen en hun rol in dit hoofdstuk: Koning Lodewijk XVI

Slide 33 - Slide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 34 - Slide

Waar woonde de Franse koning Lodewijk XVI
A
Parijs
B
Marseille
C
Lyon
D
Versailles

Slide 35 - Quiz

Welke persoon betaalde belasting in het Frankrijk van de 18de eeuw?
A
Geestelijke
B
Hertog
C
Boer
D
Koning

Slide 36 - Quiz

Geen belasting, baantjes in het bestuur en feestjes op het paleis
Wel belasting, geen voorrechten
Geen belasting, voorrechten, veel macht
Absolute macht, woont in Versailles
Koning Lodewijk XVI
Adel
Geestelijkheid
Boeren en burgers

Slide 37 - Drag question

Wat hoort niet bij koning Lodewijk XVI?
A
Hij woont in Versailles
B
Hij geeft feestjes op zijn paleis
C
Hij neemt alle beslissing alleen
D
Hij heeft vaak honger

Slide 38 - Quiz

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 39 - Slide

Geldnood
Koning Lodewijk XVI zat in geldnood in 1789.
Hij gaf te veel geld uit aan zijn dure hofhouding en oorlogen. 
Hij wilde advies van de Staten-Generaal.
De koning wilde de belasting verhogen en ook de 1ste en 2de stand belasting laten betalen.

Slide 40 - Slide


Misoogst
1788


  • Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.

  • Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.

Slide 41 - Slide

Staten-Generaal
Vertegenwoordiging van alle drie standen.
De drie standen moesten de koning advies geven.
Hoge uitzondering dat ze bijeenkwamen.

Slide 42 - Slide

Stemmen per stand
De Staten-Generaal vergaderde over het voorstel van de koning. De eerste en tweede stand wilden per stand stemmen. 
2-1. 
De derde stand wilde dit niet. 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Nationale vergadering
De derde stand liep weg en richtte een eigen vergadering op: De Nationale Vergadering.
Doel: zorgen voor een grondwet en het afschaffen van de voorrechten en de standenmaatschappij

Slide 45 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 46 - Slide

"We betalen wel belasting, maar hebben geen inspraak. Dat is oneerlijk!"
Bij welke groep hoort deze uitspraak?
A
De koning
B
Burgers en boeren
C
Edelen
D
Geestelijken

Slide 47 - Quiz

Hoe komt het dat de schatkist van Frankrijk bijna leeg was?
A
Te dure oorlogen
B
Teveel schulden en daardoor hoge rentes
C
De uitgaven van het koningspaar
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 48 - Quiz

Hoe heet de vergadering van de 3de stand?
A
Staten-Generaal
B
Nationale Vergadering
C
Internationale Vergadering
D
Provinciale Vergadering

Slide 49 - Quiz

Waarom was het bijzonder dat Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar riep?
A
Een absoluut vorst regeert alleen
B
Dit was al 175 jaar lang niet voorgekomen
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 50 - Quiz

En nu?
Maak de vragen van paragraaf 1.
Feniks Online

Slide 51 - Slide