2. Voorbereiding toets LIRE Chapître 2

Voorbereiding toets LIRE Chapître 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorbereiding toets LIRE Chapître 2

Slide 1 - Slide

Hoe moet je je voorbereiden?
A. Je moet de Nederlandse vertaling kennen van de volgende Franse woorden:
  1. Persoonlijke voornaamwoorden 
  2. Werkwoord ‘avoir’ 
  3. Wat betekent 'ne....pas' in een zin (p. 93 ontkenning).
  4. Woordjes leren ->:  pagina’s 52, 53, 90, 91 en 92 

B. OEFENEN MET FRANSE LEESTEKSTEN 
EN VRAGEN in deze LessonUp. 

ALLEEN Fr -> Ne !!!!!
Het belangrijkste bij een leesvaardigheidstoets is dat je de Nederlandse vertaling van de woorden en zinnen kent. 

Slide 2 - Slide

Woorden leren Fr -> NE
pages: 52, 53, 90, 91 en 92 

Slide 3 - Slide

Ken de Nederlandse vertaling van de persoonlijke voornaamwoorden
je / j' = ik
tu = jij
il = hij
elle = zij (enkelvoud)
on = wij
nous = wij
vous = jullie
ils/elles= zij (meervoud)

Slide 4 - Slide

Ken de Nederlandse vertaling van alle vormen van het werkwoord 'avoir' (= hebben)
J'ai = ik heb
Tu as = jij hebt
Il a = hij heeft
elle a = zij heeft
on a = wij hebben
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben
ils/elles ont = zij hebben

Slide 5 - Slide

Oefen met leesteksten en vragen
Tip: de teksten gaan over winkelen en eten. 

Als je een paar woorden in de tekst weet, kun je de betekenis van de rest raden door rustig en logisch na te denken. 

Slide 6 - Slide

TEXT: numéro un
FAIRE LES MAGASINS (= winkelen)

Deze tekst staat in je boek op pagina 81.

Slide 7 - Slide

Belangrijke woorden in tekst 1. 
Zoek eerst de juiste Nederlandse vertaling bij elk woord. 

1. magasins 
2. parler
3. acheter
4. manger
5. bienvenue
6. tu n'aimes pas
7. ici
8. ça coute combien?
9. avec
10. Voilà
11. la boulangerie
12. beaucoup
a. kopen
b. alstublieft
c. jij houdt niet van
d. hier
e. praten
f. welkom
g. met
h. de bakker
i. veel
j. winkels
k. hoeveel kost dat?
l. eten 

Slide 8 - Slide

antwoordmodel
1. j
2. e
3. a
4. l
5. f
6. c
7. d
8. k
9. g
10. b
11. h
12. i

Slide 9 - Slide

Lis le text page 81 et réponds les questions 24a+b

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Antwoordmodel tekst 1
24a
1. Lille
2. praten, lopen, kopen, eten, kijken....alles is mogelijk.
3. iedereen

24b
1. The buzz sneaker (sneaker)
2. Lullubellule (bijoux=sieraden)
3. Mezzo di Pasta (pizza)
4. Pepe Jeans (jeans)
5. Alex Croquet (La boulangerie avec des croissants, des pains au chocolat,...)

Slide 12 - Slide

Text: numéro deux
Au dîner

Slide 13 - Slide

Belangrijke woorden/zinnen in tekst 2. 
Zoek de juiste Nederlandse vertaling bij elk woord/zin. 

1. ce soir
2. ils préparent
3. fromage
4. la viande
5. c'est bon
6. elle prend
7. le pain
8. ils mangent
9. tu as
10. l'oignon
11. bon appétit
12. moi aussi
13. je préfère
a. de ui
b. het is lekker
c. zij neemt
d. kaas
e. vanavond
f. het vlees
g. smakelijk eten
h. ik ook
i. zij eten
j. ze bereiden voor
k. het brood
l. jij hebt
m. ik heb liever

Slide 14 - Slide

Antwoordmodel
1. e
2. j
3. d
4. f
5. b
6. c
7. k
8. i
9. l
10. a
11. g
12. h
13. m


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wat maken Emma en Lucas voor het avondeten?
A
een pizza
B
boterhammen met kaas
C
vlees

Slide 17 - Quiz

Wat vraagt Lucas aan Emma?
A
Of ze kaas lekker vindt
B
Of ze ui heeft
C
Of ze brood wil

Slide 18 - Quiz

Wat zegt Emma aan het einde?
A
"Het is lekker!"
B
"Eet smakelijk!"
C
"Hier is de ui!"

Slide 19 - Quiz