1. rewind last Friday: passive, be able to <> can, future
2. herhaling: comparisons, relative pronouns
3. work!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Today
1. rewind last Friday: passive, be able to <> can, future
2. herhaling: comparisons, relative pronouns
3. work!
Slide 1 - Slide
passive
Slide 2 - Mind map
be able to <> can
Slide 3 - Mind map
future tense
Slide 4 - Mind map
Wat is een bijvoeglijk naamwoord (ook alweer)?
Slide 5 - Open question
Vul in: Amsterdam is a big city, but London is .... of Europe. (big)
Slide 6 - Open question
Vul in: Sammy is a clever dog, but my cat is .... (clever)
Slide 7 - Open question
Vul in: Dad is .... than mom. (careful)
Slide 8 - Open question
Vul in: Soccer is .... sports in the Netherlands. (popular)
Slide 9 - Open question
Comparisons - hoe zat het ook alweer?
Je gebruikt comparisons (de trappen van vergelijking) om dingen met elkaar te vergelijken. Daarbij moet je goed kijken naar de 'lengte' van het woord.
1 lettergreep
2 lettergrepen
2 lettergrepen eindigend op: -le / -ow / -er / -y
3 lettergrepen
big
famous
shallow
teriible
bigger
more famous
shallower
more terrible
biggest
mostfamous
shallowest
most terrible
Slide 10 - Slide
De bijvoeglijke naamwoorden 'little, good, bad' zijn uitzonderingen. Hoe vervoeg je deze in de trappen van vergelijking? Schrijf het zo op: 'little - ... - ...' / 'good - ... - ...' etc.
Slide 11 - Open question
Betrekkelijke voornaamwoorden: Waarvoor gebruik je 'who <> which'?
Slide 12 - Open question
Who <> which
Zijn voorbeelden van betrekkelijke voornaamwoorden.
- Je gebruikt ze om zinnen aan elkaar te plakken en te verkorten.
- Ze hebben altijd betrekking op het onderwerp / leidend voorwerp.