3kl5 dinsdag 19 mei

Today
1. rewind last Friday: passive, be able to <> can, future
2. herhaling: comparisons, relative pronouns
3. work!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today
1. rewind last Friday: passive, be able to <> can, future
2. herhaling: comparisons, relative pronouns
3. work!

Slide 1 - Slide

passive

Slide 2 - Mind map

be able to <> can

Slide 3 - Mind map

future tense

Slide 4 - Mind map

Wat is een bijvoeglijk naamwoord (ook alweer)?

Slide 5 - Open question

Vul in: Amsterdam is a big city, but London is .... of Europe. (big)

Slide 6 - Open question

Vul in: Sammy is a clever dog, but my cat is .... (clever)

Slide 7 - Open question

Vul in: Dad is .... than mom. (careful)

Slide 8 - Open question

Vul in: Soccer is .... sports in the Netherlands. (popular)

Slide 9 - Open question

Comparisons - hoe zat het ook alweer? 
Je gebruikt comparisons (de trappen van vergelijking) om dingen met elkaar te vergelijken. Daarbij moet je goed kijken naar de 'lengte' van het woord. 
1 lettergreep
2 lettergrepen
2 lettergrepen eindigend op: -le / -ow / -er / -y
3 lettergrepen
big
famous
shallow
teriible
bigger
more famous
shallower
more terrible
biggest
most famous
shallowest
most terrible

Slide 10 - Slide

De bijvoeglijke naamwoorden 'little, good, bad' zijn uitzonderingen. Hoe vervoeg je deze in de trappen van vergelijking? Schrijf het zo op: 'little - ... - ...' / 'good - ... - ...' etc.

Slide 11 - Open question

Betrekkelijke voornaamwoorden:
Waarvoor gebruik je 'who <> which'?

Slide 12 - Open question

Who <> which
Zijn voorbeelden van betrekkelijke voornaamwoorden. 
- Je gebruikt ze om zinnen aan elkaar te plakken en te verkorten. 
- Ze hebben altijd betrekking op het onderwerp / leidend voorwerp.
- Who = personen
- Which = dingen

Slide 13 - Slide

WORK!
Maken: Self-test unit 4:
- Grammar E
- Grammar F
- Grammar G

Slide 14 - Slide