stapeltoets 3HA

Wat is hier een OORZAAK van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op Frans Ferdinand
B
De heersende spanningen in Europa
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat is hier een OORZAAK van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op Frans Ferdinand
B
De heersende spanningen in Europa

Slide 1 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Nationalisme
B
Militairisme
C
Economische crisis
D
Bondgenootschappen

Slide 2 - Quiz

stapeltoets 3HA

Slide 3 - Slide


In de spotprent is een van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog te zien. Welke?
A
Bondgenootschappen
B
herbewapening
C
Imperialisme
D
Wapenwedloop

Slide 4 - Quiz

Wat was geen indirecte-oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
A
Wapenwedloop
B
Bondgenoodschappen
C
Modern Imperialisme
D
Moord op Frans Ferdinand

Slide 5 - Quiz

Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 6 - Quiz

Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?

A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.

Slide 7 - Quiz

Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 8 - Quiz

Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

Welk argument hoort bij deze mening?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 9 - Quiz

Wat is de appeasementpolitiek?
A
Politiek die oorlog wil met Hitler
B
Politiek die Duitsland wilde helpen door geld te geven
C
Politiek gericht op het bewaren van vrede door Hitler zijn zin te geven
D
aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland

Slide 10 - Quiz

Appeasementpolitiek past bij
A
De buitenlandse politiek van Engeland en Frankrijk
B
De buitenlandse politiek van Duitsland
C
De buitenlandse politiek van Italië
D
De buitenlandse politiek van Sovjet-Unie

Slide 11 - Quiz

Welke conferentie past bij de appeasementpolitiek?
A
Conferentie van Jalta
B
Conferentie van Potsdam
C
Wannsee conferentie
D
Conferentie van München

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen kapitalisme en communisme?
A
Kapitalisme draait om winst maken en privébezit, terwijl communisme draait om gelijkheid en een klasseloze maatschappij.
B
Kapitalisme draait om een planeconomie waarbij alles van de staat is, terwijl communisme een vrije markteconomie kent.
C
Kapitalisme draait om het afschaffen van individuele rechten, terwijl communisme deze juist waarborgt.
D
Kapitalisme en communisme zijn in alle opzichten identiek.

Slide 13 - Quiz

Communisme of kapitalisme:

Gelijkheid
A
Communisme
B
Kapitalisme

Slide 14 - Quiz

Communisme of kapitalisme?

Vrijemarkteconomie
A
Communisme
B
Kapitalisme

Slide 15 - Quiz

Kapitalisme of Communisme?
'Éen partijstaat'
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 16 - Quiz

Kapitalisme of Communisme?
'Weinig regels en wetten'
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 17 - Quiz

Kapitalisme of communisme?
Democratie
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 18 - Quiz

Wat is socialisme?
A
streven naar een samenleving met zoveel mogelijk vrijheid
B
streven naar een maatschappij zonder bestuur
C
streven naar een samenleving waarin mensen een bestuur kiezen
D
streven naar een samenleving met zoveel mogelijk gelijkheid

Slide 19 - Quiz

Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 20 - Quiz

Wat was de Beurskrach?
A
Revolutie in de Verenigde Staten tegen de leningen aan Duitsland
B
Plotselinge daling van de aandelenkoersen.
C
Revolutie in Duitsland tegen de terugbetalingen.
D
Plotselinge stijging van de aandelenkoersen.

Slide 21 - Quiz

Wanneer was de Beurskrach
A
1929
B
1925
C
2008
D
1933

Slide 22 - Quiz

Wat was een directe oorzaak voor de beurskrach?
A
'Live now, pay later'
B
overproductie
C
achterblijvende lonen
D
Het massaal verkopen van aandelen

Slide 23 - Quiz

Wat was het gevolg van de beurskrach?
A
Economische crisis in de VS
B
Economische crisis in Duitsland
C
Economische crisis in Nederland
D
Economische crisis in de hele wereld

Slide 24 - Quiz

Welke partij werd in Nederland in 1931 opgericht onder invloed van het Italiaanse fascisme en het Duitse nationaal-socialisme?
A
ARP
B
NSDAP
C
SDAP
D
NSB

Slide 25 - Quiz

Volgens het nationaal-socialisme
A
waren alle rassen gelijk.
B
waren Arische mensen Üntermenschen.
C
behoorden Joden tot het Arische ras.
D
was het Arische ras superieur.

Slide 26 - Quiz

Wat hoort er niet bij het nationaal socialisme?
A
Een sterke leider
B
Democratie
C
Racisme
D
Antisemitisme

Slide 27 - Quiz

De Russische Revolutie werd geleid door …..
A
Vladimir Lenin
B
Nicolaas II Romanov
C
Jozef Stalin
D
Leon Trotsky

Slide 28 - Quiz

Wanneer was de Russische revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1919

Slide 29 - Quiz

Wie grepen de macht tijdens de Russische Revolutie?
A
De liberalen
B
De communisten
C
De sociaal-democraten
D
De nationalisten

Slide 30 - Quiz

Welke oorzaken van de Russische Revolutie heb je geleerd?
A
Tsaar had alle macht
B
Armoede onder de gewone bevolking
C
Parlement had geen macht
D
Verliezen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Slide 31 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Russische revolutie
A
armoede
B
volk had geen invloed op het bestuur
C
Lenin grijpt de macht
D
Veel verliezen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Slide 32 - Quiz

Wie had de macht voor de Russische revolutie?
A
De koning
B
De tsaar
C
De communisten
D
de Sovjets

Slide 33 - Quiz